Sri Srimad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
Vraag: ‘De traditionele beschuldiging die tegen het hindoeïsme wordt ingebracht, is dat het fatalistisch is. Dat het vooruitgang verhindert door mensen slaafs te laten geloven in de onvermijdelijkheid van wat komen gaat. In hoeverre berust deze beschuldiging op waarheid?’
Het vedische systeem is het volgende: De mens heeft een zekere hoeveelheid energie — betere energie dan die van dieren, een beter bewustzijn — en die energie moet gebruikt worden voor spirituele vooruitgang. Het gehele vedische systeem is dus bestemd voor spirituele vooruitgang. De menselijke energie wordt aangewend voor een doel dat verhevener is dan het wedijveren met honden. Het resultaat is dat mensen die geen idee hebben van religie soms opmerken dat Indiase heiligen niet hard werken als honden. Mensen die spiritueel niet ontwikkeld zijn denken dat de hondenrace het echte leven is. Maar het echte leven betekent het maken spirituele vooruitgang. Het Srimad-Bhagavatam (1.5.18) zegt daarom:
tasyaiva hetoh prayateta kovido
na labhyate yad bhramatam upary adhah
tal labhyate duhkhavad anyatah sukham
kalena sarvatra gabhira-ramhasa
De mens moet zijn energie aanwenden voor datgene wat hij gedurende vele, vele levens niet heeft kunnen krijgen. Gedurende vele, vele levens heeft de ziel lichamen aangenomen van honden, devi en devta’s, katten, vogels of insecten. Er zijn 8.400.000 materiële vormen. Zielsverhuizing vindt dus plaats, maar in elk van deze miljoenen vormen is zinsbevrediging de enige bezigheid. De hond is bezig met het bevredigen van zijn zintuigen: ‘Waar vind ik eten? Waar vind ik onderdak? Waar vind ik een partner? Hoe moet ik mij verdedigen?’ En de mens doet op verschillende manieren hetzelfde.
De strijd om het bestaan gaat maar door, leven na leven. Zelfs een klein insect levert dezelfde strijd — ahara-nidra-bhaja-maithunam — eten, slapen, verdedigen en paren. Vogel, viervoeter, insect, vis — overal dezelfde strijd: `Waar is voedsel? Waar is seks? Waar is onderdak? Hoe moet ik mij verdedigen?’ De sastra ‘s [geschriften] zeggen dat we deze dingen tijdens vele, vele levens hebben gedaan en dat we ze zullen blijven doen als we ons niet los weten te maken uit deze strijd voor het bestaan. Deze zaken moeten dus gestopt worden.
Prahlada Maharaja adviseert zijn vrienden daarom (Srimad-Bhagavatam 7.6.3.):
sukham aindriyakam daitya deha-yogena dehinam sarvatra labhyate daivad yatha duhkham ayatnatah
`Mijn beste vrienden, materieel plezier — dat enkel voortkomt uit dit materiële lichaam — is in elk lichaam in feite hetzelfde. En net zoals verdriet komt zonder dat we er moeite voor doen, zo zal ook het geluk dat we verdienen door een hogere regeling tot ons komen.’ Een hond heeft een materieel lichaam en ik heb dat ook. Mijn seksuele genot en dat van een hond is dus hetzelfde.
Uiteraard maakt het een hond niets uit dat hij zijn seks midden op straat heeft terwijl iedereen toekijkt. Wij verbergen het in een mooi appartement. Maar dat is alles. De handeling is hetzelfde. Er is geen verschil. Toch beschouwen mensen dit seksuele genot tussen man en vrouw in een mooi appartement als iets wat blijk geeft van grote vooruitgang. Maar dit is geen vooruitgang. En toch gaan ze mee met de hondenrace voor deze ‘vooruitgang’. Prahlada Maharaja zegt dat wij ons inbeelden dat er op basis van verschillende soorten lichamen verschillende soorten van genot bestaan, maar in principe is het genot hetzelfde.
Overeenkomstig de verschillende soorten lichamen zijn er natuurlijk enkele externe verschillen in het genot, maar de hoeveelheid en de kwaliteit van dit genot heeft zeer duidelijk vastgestelde grenzen. Dat wordt het lot genoemd. Een varken heeft een bepaald lichaam, en zijn voeding bestaat uit ontlasting. Dat is zo voorbestemd. Je kunt het niet veranderen — ‘Laat het varken halava eten.’ Dat kan niet. Omdat de ziel een bepaald lichaam heeft, moet zij ook een bepaald soort voedsel eten. Kan iemand, welke wetenschapper dan ook, de levensstandaard van een varken verbeteren? Is dat mogelijk?
Prahlada Maharaja zegt daarom dat alles wat betreft materieel genot al vaststaat. De onbeschaafde mensen in de jungle hebben hetzelfde seksuele genot als de zogenaamd beschaafde mensen die erover opscheppen dat ‘In plaats van in een hut van bladeren te wonen, wonen wij in een wolkenkrabber. Dit is vooruitgang.’ Maar de vedische beschaving zegt: ‘Nee, dit is geen vooruitgang. Echte vooruitgang betekent zelfrealisatie, in hoeverre je je relatie met God hebt gerealiseerd.’
Soms hebben mensen de verkeerde opvatting dat wijzen die zelfrealisatie nastreven lui zijn. In de Hoge Raad zit een heel serieuze rechter, schijnbaar zonder iets te doen, terwijl hij het hoogste salaris krijgt. Een andere man in hetzelfde gerechtsgebouw werkt de hele dag hard zonder na te hoeven denken en krijgt nog niet eens een tiende van het salaris van de rechter. Hij denkt: ‘Ik heb het zo druk en werk zo hard en toch krijg ik niet een goed salaris. En die man zit maar wat op zijn stoel en krijgt zo’n dik salaris.’ De kritiek op het hindoeïsme dat het ‘vooruitgang verhindert’ is hetzelfde: ze komt voort uit onwetendheid. De vedische beschaving is bestemd voor zelfrealisatie. Ze is bedoeld voor een intelligent persoon, de persoon die niet alleen als een ezel wil werken, maar die wil proberen om datgene te bereiken, wat hij in zo vele andere levens niet bereikt heeft — namelijk zelfrealisatie.
Zo worden wij soms ook bestempeld als ‘escapisten’. Waar beschuldigen zij ons van?
Toegewijde: Ze zeggen dat we aan de realiteit ontsnappen.
Srila Prabhupada: Ja, we ontsnappen aan hun realiteit. Maar hun realiteit is een hondenrace en onze realiteit is het maken van vooruitgang in zelfrealisatie, Krishna-bewust-zijn. Dat is het verschil. Daarom worden de wereldse, materialistische werkers omschreven als mudha’s, ezels. Waarom? Omdat de ezel hard werkt zonder tastbaar resultaat. Hij draagt massa’s kleden op zijn rug voor de wasman en in ruil daarvoor geeft die hem een beetje gras. Dan staat de ezel voor de deur van de wasman het gras te eten, terwijl de wasman weer een nieuwe lading op zijn rug laadt. De ezel heeft niet het verstand om te denken: ‘Als ik uit de greep van de wasman kom, kan ik gras eten waar ik maar wil. Waarom draag ik zo veel?’
De materialistische werkers zijn zo. Ze zijn druk bezig op kantoor, zeer druk. Als je een afspraak met ze wilt maken, zeggen ze: ‘Ik heb het momenteel heel erg druk.’ En wat bereik je ermee zo druk bezig te zijn? ‘Nou, ik krijg twee stukjes geroosterd brood en een kopje thee. Dat is het.’ En voor dat doel ben je zo druk bezig? Of hij is de hele dag zo druk bezig om ‘s avonds in de boekhouding te kunnen kijken en te kunnen zeggen: ‘O, het tegoed was duizend euro, maar nu is het tweeduizend geworden.’ Dat is waar zijn tevredenheid uit bestaat. Maar nog steeds heeft hij dezelfde twee sneetjes brood en hetzelfde kopje thee, ook al heeft hij zijn tegoed zien toenemen van duizend naar tweeduizend. En hij zal hard door blijven werken. Dat is de reden waarom karmi’s mudha’s worden genoemd. Ze werken als ezels, zonder werkelijk een doel in het leven te hebben.
Maar de vedische beschaving is anders. De beschuldiging in de vraag, is onjuist. In het vedische systeem zijn mensen niet lui. Zij werken hard voor een hoger doel. En dat druk-zijn is zelfs zo belangrijk dat Prahlada Maharaja zegt: kaumara acaret prajno — vanaf de kinderjaren moet men beginnen met het werken aan zelfrealisatie.’ Men moet geen seconde verliezen. Dat is de vedische beschaving.
De materialistische werkers denken natuurlijk dat ‘Deze mensen werken niet zoals wij, zoals honden en ezels. Zij ontvluchten het.’ Ja, wij ontvluchten jullie vruchteloze pogingen.
De vedische beschaving voor zelfrealisatie begint met het varnasrama-systeem voor sociale organisatie. Varnashramacaravata purushena parah puman vishnor aradhyate: iedereen moet de vruchten van zijn voorgeschreven plicht aan de lotusvoeten van Heer Vishnu, of Krishna, offeren.’ Dat is de reden waarom het vedische systeem varnasrama genoemd wordt; letterlijk betekent het: ‘de sociale organisatie met een spiritueel perspectief.’
Het varnashrama-systeem heeft vier sociale en vier spirituele klassen. De sociale klassen zijn: brahmana’s [leraren en priesters], ksatriya’s [bestuurders en militairen], vaisya’s [boeren en handelaren] en sudra’s [ongeschoolde arbeiders en handwerkslieden]. De spirituele klassen zijn: brahmacari’s [studenten], grihastha’s [getrouwde mensen], vanaprastha’s [mensen in de teruggetrokken levensorde] en sannyasi’s [mensen in de onthechte levensorde]. Het uiteindelijke doel is echter vishnur aradhyate: het aanbidden van de Allerhoogste Heer, Vishnu. Dat is het idee.
Maar de huidige zogenaamde beschaving kent het varnashrama niet. Daarom hebben ze een maatschappij gecreëerd die eenvoudigweg een hondenrace is. De hond rent op vier poten en zij rennen op vier wielen. Dat is alles. En ze denken dat de race op vier wielen vooruitgang van de beschaving betekent…..