Eerst ontwikkelt de aankomende toegewijde vertrouwen en geloof in de geschriften die over bhakti handelen, sraddha. Ook is er een oprecht verlangen om enthousiast de in de geschriften beschreven activiteiten te volgen, sadhana. Dit leidt ertoe om zijn heil te zoeken bij de lotusvoeten van de guru en juiste gedragsregels aan hem te vragen, sadacara. Door zijn instructies te volgen verkrijgt men relaties met gelijkgestemde toegewijden en de associatie van gerealiseerde toegewijden, sadhu-sanga.
• bhajana-kriya: Dan volgt het praktiseren van verschillende soorten toegewijde dienst. Dat kan geregeld (nisthita) of ongeregeld (anisthita) beoefend worden. Ongeregelde uitoefening kan onderverdeeld worden in zes stadia:
• utsaha-mayi: ingebeeld vertrouwen, dat men alles onder de knie heeft (beetje verwaand)
• ghana-tarala: soms hard z’n best doen, soms alles maar laten waaien
Niet tevreden en altijd aan zijn familieleden denkend, sterft hij en gaat de duisternis van onwetendheid binnen. De aspirant denkt: “Door zulke uitspraken van de Heer, zie ik, dat ik de kracht van onthechting niet bezit. Ik zal dus maar eerst mijn verlangens bevredigen en dan later de Heer 24 uur per dag dienen enz., enz.”
• visaya-sangara: voortdurende strijd met zijn verlangens naar zinsbevrediging, en oude gewoontes. Soms overwint hij ze.
• niyamaksana: niet in staat zijn toegewijde dienst te verbeteren vanwege het breken van regels en beloften. De aspirant denkt: “Ik zal zoveel ronden chanten en alleen over Krishna praten en uitsluitend met toegewijden omgaan.” En dan lukt het weer niet.
• taranga-rangini: genot (ranga) zoeken in de materiële faciliteiten die bhakti produceert, zoals materieel gewin, aanbidding en goede positie: labha, puja, pratistha. Veel mensen geven vanwege de aantrekkelijkheid van bhakti graag geld, respect en eer aan de beoefenaars van bhakti. Dit hoort echter de Allerhoogste toe en we moeten voor onszelf dit onkruid van het genieten los van de Heer zorgvuldig uitwieden bij het jonge bhakti-plantje.