maandag, 29 maart 1993
ISKCON GBC komt samen met
Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja
Onvoorstelbare Jiva-tattva
[Gerespecteerde Hari-katha lezers, Aanvaardt alstublieft onze nederige eerbetuigingen. Alle eer aan Sri Guru en Sri Gaurānga.
Een groep van tien tot twaalf ISKCON GBC sannyāsis en andere senior ISKCON leden bezochten van 1990-1995 regelmatig Srila Bhaktivedānta Nārāyana Gosvāmi Mahārāja in zijn Vrindāvana en Mathurā tempels en soms in zijn vertrek bij de ISKCON Juhu Beach Tempel. In die tijd stelden ze vragen aan hem over de diepe betekenissen in verschillende Gaudiya-Vaisnava geschriften zoals Jaiva-dharma, Rāga-vartma-candrikā, de Rāsa-pancādhyayi chapters van Srimad-Bhāgavatam en Sri Vilāpa-kusumanjali. Er waren een paar honderd van zulke bijeenkomsten en de audio geluidsbestanden van velen van deze bijeenkomsten kunnen gevonden worden op www.purebhakti.tv.
Het volgende is Deel 1 van één van deze bijeenkomsten, welke plaats vond op 29 maart 1993. Deel 2 en 3 zullen binnenkort volgen. Zoals gewoonlijk stellen we uw feedback op prijs.
Uw aspirant dienaren, het Hari-kathā team]
‘nitya-bandha’-krsna-haite nitya bāhirmukha
‘nitya-samsāra’, bhunje narakādi dukha
[“Op de eeuwig-bevrijde toegewijden na, zijn het de geconditioneerde zielen die altijd wegdraaien van de dienst voor de Heer. Ze zijn eindeloos geconditioneerd in deze wereld en zijn onderdanig aan de materiële beproevingen voortgebracht door de verschillende lichamelijke vormen in helse toestanden.”
(Sri Caitanya Caritāmrta, Madhya-lila, 22.13)]
[Vraag:] De jiva in deze wereld – wordt hij eeuwig geconditioneerd genoemd?
[Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja:] Nee, hij is niet een eeuwig geconditioneerde ziel. In dit vers betekent ‘eeuwig’ eigenlijk anādi, of ‘zonder begin’, wat betekent dat hij geconditioneerd is sinds onheugelijke tijd. Als het ‘eeuwig’ betekende in de ware zin, zou er geen mogelijkheid zijn voor ons om uit māyā te komen.
[Vraag:] De anādi-baddha jiva had nooit een directe relatie met Krsna?
[Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja:] Het kan niet exact zo gezegd worden. Alles over zijn relatie met Krsna is aanwezig in zijn svarupa, maar hij heeft het nooit gevoeld. Het kan niet gezegd worden dan in een zaad geen boom is, geen fruit, geen takken en geen bladeren. Al dit is daar, maar we kunnen het niet zien; het is in een latente positie.
Als een persoon ogen heeft, ziet hij alles in het zaad – hoeveel bladeren zullen komen, hoeveel vruchten er zullen zijn, wanneer de bladeren groen zullen zijn, na hoeveel tijd de bladeren geel zullen worden en op welk moment ze zullen vallen en wanneer er weer nieuwe bladeren zullen zijn. Alles is daar in het zaad, in een latent stadium.
De mukta-mahāpurusa, of bevrijde, zelf-gerealiseerde ziel, ziet dat de ziel in deze wereld Krsna dient, maar wij zien dat we geconditioneerde zielen zijn. Geen definitieve wereldse woorden kunnen gebruikt worden om jiva-tattva eigenlijk uit te leggen, omdat het voorbij siddhānta is. In andere woorden, de vorm van de ziel is buiten ons begrip.
[Vraag:] Nu het volgende punt…
[Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja:] Begrijp je dit punt?
[Vraag:] Niet volledig, omdat we kunnen zeggen dat een zaad nooit een boom was, ondanks dat het latent is. Het is niet een boom, maar het zal een boom worden. Is het niet hetzelfde in onze relatie met Krsna? Je kunt zeggen dat het zaad van onze relatie daar is, maar het betekent niet dat daar een actieve relatie is.
[Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja:] Het is niet zo dat alles vergeleken kan worden in elke opzicht, er zijn zo alleen enkele overeenkomsten in deze analogie. Niet alles is gelijk. Bijvoorbeeld, het zaad van een boom is niet cetana (bewust, of levend), maar ātmā, de ziel, is cetana. Māyā is aanwezig in de ātmā. Er zijn geen wolken in de zon; maar ze zijn afzonderlijk van de zon. Wij zien de wolken, maar degenen die boven de wolken zijn zien altijd de zon; zij zien geen wolken. Op dezelfde manier kunnen zelf-gerealiseerde zielen zoals Sri Nārada Rsi zien dat we altijd aan het dienen zijn, ondanks dat we geconditioneerde zielen zijn.
Wat we in dit stadium vertellen is alleen voor een bepaalde tijd. Het is alleen een voorbeeld voor jou op dit moment. Het is geen exact voorbeeld. Je moet proberen harināma te doen en te smeken voor genade zodat je uit māyā kan komen en al deze waarheden kunt realiseren. Harināma is zuiver:
nāma cintāmanih krsnas
caitanya-rasa-vigraha
purnah suddho nitya-mukto
‘bhinnatvān nāma-nāminoh
[“De heilge naam van Krsna is transcendentaal gelukzaligheid. Het schenkt alle spirituele zegeningen, omdat het Krsna zelf is, het reservoir van alle plezier. Krsna’s naam is compleet en het is de vorm van alle transcendentale nectar. Het is niet een materiële naam, onder geen enkele voorwaarde en het is niet minder krachtig dan Krsna zelf. Sinds Krsna’s naam niet gecontamineerd is door materiële kwaliteiten, is er geen vraag van opgenomen zijn met maya. Krsna’s naam is altijd bevrijdt en spiritueel; het is nooit geconditioneerd volgens de wetten van materiële natuur. Dit is omdat de naam van Krsna en Krsna zelf identiek zijn.” (Padma Purāna)]
Wie kan dit realiseren? Een toegewijde die op het stadium van nirdhuta-kasāya of bhagavat-pārsada-deha-prāpta* [Zie eindnoot 1] is gekomen realiseert dat er eigenlijk geen māyā is; maar voor een baddha-jiva, een geconditioneerde ziel, is er geen concept van mukta, bevrijding. Degenen die lichamen hebben van Krsna’s metgezellen kunnen dit realiseren. Geconditioneerde zielen kunnen alleen veronderstellen wat realiteit is.
Srila Bhaktivinoda Thākura heeft in zijn Jaiva Dharma geschreven dat toegewijden die harināma doen en voor genade smeken van Sri Krsna en Sri Caitanya Mahāprabhu, transcendentie (cetana-vastu, cid-vastu) mogen realiseren [Krsna is de volledige cid-vastu, of levend wezen en de jiva is de minuscule cid-vastu, of spirituele vonk], anders is het niet mogelijk.
In sāstra zijn talrijke siddhāntas (filosofische conclusies) verteld, alleen voor ons. Het is niet zo dat alle siddhānta voor alle personen op alle stadia van hun ontwikkeling in bhakti is. Er is wat siddhānta voor kanistha-Vaisnavas (beginnend in bhakti), wat voor madhyama-Vaisnavas (de toegewijden in het intermediatere stadium), en wat voor uttama-Vaisnavas (de toegewijden die māyā hebben overgestoken). Het is niet zo dat alle siddhānta in dezelfde categorie is. In Srimad Bhāgavatam worden er zoveel categorieën van siddhānta gegeven voor verschillende klassen van personen. We moeten daarom proberen bhajana te doen en al deze transcendentale of spirituele waarheden (cinmaya-tattva) te realiseren. Wereldse logica en redenering zullen daar helemaal niet gaan.
Chant: “Hare Krsna Hare Krsna Krsna Krsna Hare Hare, Hare Rāma Hare Rāma Rāma Rāma Hare Hare” en smeek voor vergiffenis. Misschien dat wat je voorheen dacht over de jiva en bhakti veranderd is. Misschien dat je nu anders denkt, begrijpt en realiseert. Op dezelfde manier, zal je huidig begrip ook veranderen als je een mahā-bhāgavata zal worden en māyā overschrijdt. Dan zal je alles realiseren.
Een belangrijk punt om op te letten: het idee dat de anādi-baddha jiva, de geconditioneerde ziel in deze wereld, gevallen is van het spirituele domein van de Heer wordt niet geaccepteerd door onze ācāryas.
Wat is je vraag?
[Vraag:] Wanneer Jiva Gosvāmi zegt dat iemand door associatie bhakti krijgt, of door genade iemand bhakti krijgt…
[Srila Nārāyana Gosvāmi Mahārāja:] Door de associatie van welk soort toegewijde? Een kanistha-Vaisnava? Een madhyama-Vaisnava?
Een madhyama-adhikāri Vaisnava kan alleen siddhānta geven. Hij kan niet uit ervaring spreken. Als we realisatie willen, is het belangrijk om te horen van de drie soorten uttama-bhāgavatas: Nirdhuta-kasāya, murchita-kasāya en bhagavat-pārsada-deha-prāpta. De meest verheven van de drie is bhagavat-pārsada-deha-prāpta. Tweede, nirdhuta-kasāya, zoals Srila Sukadeva Gosvāmi en derde murchitta-kasāya, zoals Sri Nārada Muni. Toen Nārada Muni een beoefenende toegewijde was, was hij een murchitta-kasāya. Dan, na het ontvangen van de darsana van de Heer, hier en daar reizend en altijd de sankirtana van Krsna’s heilige namen chantend, werd hij een eerste klas uttama-bhāgavata; hij verkreeg het lichaam van een metgezel van de Heer. Iedereen kan bhakti verkijgen door de associatie van deze drie mahā-bhāgavatas. De assocoatie van een madhyama-adhikāri kan ons naar de ingang van sādhana-bhakti brengen en zijn genade kan ons naar een uttama-bhāgavata leiden.
*****
[*Eindnoot 1: Er zijn drie soorten Siddha-mahāpurusas: (1) bhagavat-pārsada-deha-prāpta (degenen die geperfectioneerde spirituele lichamen als eeuwige metgezellen van de Heer hebben verkregen), (2) nirdhuta-kasāya (degenen die alle materiële onzuiverheden hebben afgegooid) en (3) murcchitta-kasāya (degenen in wie nog een spoor van materieel smet slapend ligt).
(1) Bhagavat-pārsada-deha-prāpta
Na opgave van het grofstoffelijk materieel lichaam, verkrijgen degenen die zich geperfectioneerd hebben via de beoefening van bhakti, sac-cid-ānanda spirituele vormen, welke enkel geschikt zijn voor de dienst van de Heer als metgezellen (pārsadas). Zulke personen zijn de beste van alleuttama-bhāgavatas.
(2) Nirdhuta-kasāya
Degenen die, ondanks nog verblijvend in het grofstoffelijk materieel lichaam gemaakt van vijf elementen, geen spoor van materiële verlangens (vāsana) hebben noch enige materiële impressies (samskāras) in hun harten, worden nirdhuta-kasāya genoemd (degenen die alle materiële onzuiverheden hebben afgegooid). Zij behoren tot de intermediaire klasse van uttama-bhāgavatas.
(3)Murcchita-kasāya
Die siddha-mahāpurusas die het pad van bhakti nastreven in wiens harten een spoor van verlangen (vāsana) en impressies (samskāras) blijft, gebaseerd op de materiële geaardheid van goedheid, zijn bekend als murcchita-kasāya. Door de invloed van hun bhakti-yoga, blijven deze verlangens en impressies in een sluimerend of onbewuste staat. Zodra er een gunstige mogelijkheid is, zal hun aanbiddenswaardige object, Sri Bhagavān, op de één of andere manier ervoor zorgen hun verlangens weg te nemen en hun tot Zijn lotus voeten aan te trekken. Zulke verheven zielen behoren tot het preliminaire stadium (kanistha) van uttama-bhāgavatas.
Devarsi Nārada is een voorbeeld van de allerhoogste uttama-bhāgavata. Sukadeva Gosvāmi behoord tot het intermediatere stadium vanuttama-bhāgavatas (nirdhuta-kasāya). Sri Nārada in zijn vorige geboorte als de zoon van een dienares is een voorbeeld van het preliminaire stadium van uttama-bhāgavatas (murcchita-kasāya)
De associatie en genade van deze drie soorten van mahā-bhāgavatas is de oorzaak van de manifestatie van sraddhā. (Sri Bhakti-rasāmrta-sindhu)]