Wanneer we beginnen te tellen vanaf de geboorte van Jezus Christus, dan leven we nu in het jaar 2015. De joden beginnen in 3761 voor Chr., toen volgens hen God de hemel en aarde schiep. De moslims beginnen 622 na Chr. Maar de veda’s, de tijdloze wijsheid van India, geven de juiste en volledigste beschrijvingen van de gebeurtenissen en feiten van de materiële en geestelijke werelden. In de veda’s lezen we over talloze profeten, heiligen en zonen van God, maar ook over de verschijningen van God (Krishna) Zelf op aarde.
Sri Krishna Caitanya Mahaprabhu, Radha-Krishna Zelf, kwam in 1486 na Chr. Als we Zijn verschijning als startpunt nemen, dan leven we met het jaar 2015 na Chr., in het jaar 529. Krishna’s verschijning Zelf was 125 jaar voor het begin van Kali-yuga (3102 voor Chr.). Dit maha-of divya yuga (een cyclus van satya-yuga, treta-yuga, dvapara-yuga en kali-yuga) begon met het begin van het satya-yuga. Met het jaar 2015 na Chr. is dat 3.893.117 jaar geleden. (Dat is het totaal van de duur van satya-yuga (1.728.000 jaar), treta-yuga (1.296.000 jaar), dvapara-yuga (864.000 jaar) en 5117 jaar kali-yuga (432.000 jaar). Er gaan 71 maha yuga’s in één manvantara (dit is de periode dat een bepaalde Manu regeert) dus 71 x 4.320.000 = 306.720.000 jaar. Na elke manvantara is er een periode van 1 satya yuga (1.728.000 jaar) tot de volgende manvantara. Dan worden de 8 lagere planetaire stelsels (er zijn er totaal 14) onder water gezet en wordt het leven daar vernietigd tot de volgende manvantara begint.
In het jaar 2015 na Chr. zijn we in het 27e divya-yuga van de 7e Manu (Vaivasvata Manu). Dus 27 x 4.320.000 = 116.640.000 plus 3.893.117 jaar (de periode vanaf het begin van dit mahayuga tot nu) is totaal 120.533.117 jaar geleden, was er een begin van de wereld en over 43 x 4.320.000 plus 426.883 jaar = 186.186.883 is er weer een einde van de wereld. Deze 426.883 is het aantal jaren tot het einde van het kali-yuga (het tijdperk van strijd en goddeloosheid) – ook dan zal er een type “einde van de wereld” zijn: Kalki (een incarnatie van Krishna) zal komen en de demonen verdelgen. Aan het einde van het kali-yuga zijn er nog maar enkele toegewijden van Krishna en het atheïsme zal wijdverbreid zijn. De aarde zal nauwelijks vruchtbaar zijn en mensen zullen barbaarser worden, minder intelligent en elkaar opeten. Natuurrampen, hitte, sneeuw, aardbevingen, orkanen en wervelwinden zullen de mensen teisteren. Er zal voortdurend duisternis heersen. Er zullen slechts her en der verspreid groepjes mensen over zijn, die leven tussen de ruïnes van steden. Wormen, muizen en slangen zullen groter worden en de mensen aanvallen. De mens zal hoogstens 20 tot 30 jaar oud worden. Dan komt Kalki.
De beschrijvingen van Zijn komst en activiteiten lijken op die van de wederkomst van Christus beschreven in de Apocalyps (19.11-16): “Toen zag ik… de Koning der koningen en Heer der heren op een wit paard, en Hij oordeelt, en voert oorlog met gerechtigheid en hemelse legers volgen Hem. Hij zal ze weiden met een ijzeren staf. Hijzelf treedt de perskuip van de wijn van de grimmige toorn van de Albeheerser.”
Kalki zal de leider zijn op de nieuwe aarde en alle toegewijden van Krishna om zich heen verzamelen. Nadat Hij de vorm van Kalki heeft opgegeven, zal Krishna samen met Zijn leger naar de geestelijke wereld terugkeren. Hierna zal het satya-yuga beginnen, het tijdperk van goedheid en waarheid. Maar vanaf 1486 na Chr. met de verschijning van Sri Krishna Caitanya Mahaprabhu zal er voor 10.000 jaar een spiritueel gouden tijdperk zijn. Vanaf ongeveer 11.486 na Chr. tot het eind van kali-yuga (426.883 na Chr.) zal er slechts één type levend wezen zijn namelijk: de asura (demoon).
Er zijn 14 manu’s (dit is 1000 x 4.320.000.000 dus 432 biljoen jaar) in een kosmisch tijdspan dat Brahma’s ahah (=dag) genoemd wordt. Dit is 14 x 71 = 994 maha-yugas, maar door de tussenperiodes tussen de manvantara’s van 1.728.000 jaar (de duur van een satya yuga) wordt de totale tijdspanne gelijk aan die van 1000 maha-yuga’s. Na deze periode is er ook een soort einde van de wereld genoemd naimittika pralaya of andha-pralaya (letterlijk: de vernietiging van Brahma’s ei of schepping). De 10 lagere planeten systemen (soms de 11 lagere als het vuur en water hoger gaan) worden onder water gezet. De zon en maan verliezen hun straling en gaan naar een andere plaats in het universum, weg van de kosmische oceaan van water. Ook de halfgoden moeten het hogerop zoeken. Deze pralaya (vernietiging) begint met een periode van droogte van 100 jaar. Vishnu neemt Zijn rudra-gedaante aan en gaat de gebieden van de 7 zonnestralen binnen. De straling van de zon wordt door Zijn aanwezigheid veel intenser. Met wat er verdampt vormen die 7 zonnestralen 7 zonnen. Alle levende wezens drogen op en de lichamen zullen tot stof wederkeren. Dan is er voor 36.000 jaar (dit is 1/100 deel van het leven van de meeste halfgoden) een samvartaka (allesvernietigend) vuur uit de mond van Ananta Sesa (dit is Krishna’s expansie van wie het slangenlichaam een bed vormt voor Garbhodakasayi Vishnu, die ook een expansie is van Krishna en die op de oceaan van dit universum drijft en via Brahma alles in het universum schept).
Hierna zijn er weer gedurende 36.000 jaar (allesvernietigende) wolken, donder, bliksem en slagregens. De regen stopt als het stijgende water de planeten van de 7 Rsi’s (de grote beer constellatie) bereikt. Daarna is er voor 100 jaar een allesvernietigende wind (veroorzaakt door het ademen van Rudra), met wolken die allerlei kleuren hebben: wit, geel, donkerblauw fel rood etc., en die vergezeld zijn van donder en bliksem. De levende wezens gaan in het fijnstoffelijke lichaam terug in Garbhodakasayi Visnu. De verschroeide planeten belanden soms op de bodem van de Garbhodaka oceaan en worden daar dan soms ontbonden. 4,32 biljoen jaar later, na Brahma’s ratri (nacht) is er weer een schepping van deze 10 lagere planetenstelsels. 4,32 biljoen jaar later, is er weer een vernietiging enz. Met het jaar 2015 na Chr. zijn we dus in het jaar 1.971.221.117 (ongeveer 2 miljard): 6 manu’s, 6 tussenperiodes durende totaal 6 x 1728.000 = 10.368.000 en het aantal jaar vanaf het begin van deze manvantara.
Het einde van de wereld is volgens deze visie over 2.371.242.883 jaar (7 manu’s, 7 tussen periodes en de rest van deze manvantara). Het hele universum (alle 14 planetenstelsels en de wanden rond het balvormige universum) wordt vernietigd en ontbonden met het einde van het leven van Brahma (de schepper halfgod). Alle universa, atomen en zielen keren terug naar Mahavishnu voor susupti (= slaap zonder dromen): dit proces van maha-pralaya (=de grote vernietiging) is net als de naimittika pralaya met een allesontbindend vuur en stortregens en zeeën. Brahma’s levensduur is 360 x 100 x de periode van Brahma’s dag en nacht (die beide even lang duren; zie: BG. 8.17 en de bijgaande betekenisverklaring) dus totaal 311.040.000.000.000 jaar.
Met het jaar 2015 na Chr. is de helft van Brahma’s leven al voorbij, plus de periode van een gedeelte van Brahma’s huidige dag (6 Manu’s en 120.533.117 jaar in de Vaivasvata Manvantara). Dus totaal 155.521.971.221.117 jaar; gerekend vanaf het begin van de schepping zijn we dus in het jaar 155.521.971.221.117 (ongeveer 155,5 biljoen). En het einde van het universum is over 155.519.029.779.883 jaar (ongeveer 155.5 biljoen).
Hoe weten we dit allemaal?
Dit alles staat beschreven in de veda’s, de beroemdste en belangrijkste boeken van de wereldliteratuur. Deze boeken zijn gegeven door Krishna bij de schepping van het universum als handleiding bij de materiële wereld. Net zoals een klein kind scholing nodig heeft om te begrijpen dat de verschillende seizoenen ontstaan door de bewegingen van de planeten, zo heeft de mensheid de veda’s nodig.
Hare Krishna.