Sri Ramacandra Kaviraja, de zoon van Sri Chiranjiva Sena (eeuwige metgezel van Heer Caitanya), verscheen in Sri Khanda. “Ramacandra Kaviraja was bijzonder serieus, mooi, intelligent, energiek en enthousiast,” zei een biograaf. Hoewel hij getrouwd was, hadden Ramacandra en zijn vrouw Ratanala geen materiele gehechtheden. Ze bleven zich volledig inzetten in de liefdevolle dienst aan Sri Caitanya Mahaprabhu. Ze hadden geen kinderen. Met standvastige toewijding diende hij zijn geestelijk leraar, Srinivasa Acarya. In Vrndavana gaf Sri Jiva Gosvami hem de titel ‘Kaviraja’, “Koning der poëten. ” Hij schreef het volgende prachtige vers:
prakasila mahaprabhu hare krsna mantra
premera vadara kari barila samsara
andha avadhi yata kare parsa
bindhu na padila mukhe ramacandra dasa
“Sriman Mahaprabhu is zo vriendelijk dat Hij de nectar van de Hare Krsna mantra manifesteert. De Heilige Naam zal alle zielen bevrijden van de kringloop van geboorte en dood, van de lagere planeten, van de hel. De Heilige Naam zal iemand de goddelijke liefde voor Radha-Madhava laten ervaren.”
“Of men nu blind of stom is, iedereen kan verdrinken in deze vloed van prema. Op deze manier heeft Sri Caitanya Mahaprabhu iedereen vervuld met liefde voor God. Maar Ramacandra is zo onfortuinlijk dat hij niet eens een druppel van die nectar heeft kunnen proeven.”
Ramacandra Kaviraja was een van de acht Kaviraja’s, beroemde dichtersdiscipels van Srinivasa Acarya. Ramacandra schreef ‘Smarana Darpana’, ‘Smarana Camatkara’ en ‘Siddhanta Candrika’. Hij predikte over een groot gebied en initieerde vele discipels. Narottama Dasa Thakura en Ramacandra woonden samen als beste vrienden. Narottama Dasa schreef, doya kore sri acarya prabhu srinivasa; ramacandra sanga mage narottama dasa, “O Srinivasa Acarya Prabhu, geef me alstublieft uw genade. Narottama Dasa bidt altijd om de associatie van Ramacandra Kaviraja.”
In de gedaante van Karna Manjari, dient hij Srimati Radharani in Vraja-lila. Zijn samadhi is in Dhira Samira Kunja naast die van Srinivasa Acarya.