De Glories van het Elfde Hoofdstuk van de Bhagavad Gita uit de Padma Purana
Heer Shiva zei, “Mijn dierbare Parvati, nu zal ik je de glories van het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita vertellen. Het is niet mogelijk om de volledige glories van dat hoofdstuk te vertellen, aangezien er duizenden verhalen zijn; daarom zal ik slechts één verhaal vertellen.
Aan de oever van de Pranati rivier ligt een grote stad genaamd Megankara, waar de beroemde tempel van Jagat Isvara is te vinden. Jagat Isvara houdt een boog in Zijn hand. In die stad genaamd Megankara woonde een brahmana genaamd Sunanda, die zijn hele leven een brahmachari bleef.
Sunanda ging altijd tegenover Heer Jagat Isvara zitten in de tempel en reciteerde dan het elfde hoofdstuk van de Srimad Bhagavad-gita en herinnerde zich de Universele Gedaante van de Heer. Door dat elfde hoofdstuk te reciteren verwierf hij volledige controle over zijn zintuigen en was hij in staat om voortdurend aan Heer Jagat Isvara te denken.
Ooit ging die zuivere brahmana Sunanda op pelgrimstocht naar de heilige plaatsen die aan de oever van de Godavari rivier lagen. Hij bezocht alle heilige plaatsen, te beginnen met Vraja-tirtha. In alle heilige plaatsen die hij bezocht, nam hij een bad en nam hij darshan van de gezaghebbende Deity van die plaats. Op een dag bezocht hij de stad van Vivian Mandela. Hij zocht samen met zijn metgezellen een plek om te overnachten en uiteindelijk vonden ze midden in de stad een dharmashala, waar ze overnachtten. Toen hij ’s morgens wakker werd ontdekte hij dat al zijn metgezellen waren vertrokken. Terwijl hij naar hen op zoek was, ontmoette hij de burgermeester van die stad, die onmiddellijk aan zijn voeten neerviel en zei, “O grote wijze, ik kan niet zeggen waar uw metgezellen naar toe zijn gegaan, maar ik kan u wel vertellen dat er geen toegewijde is die gelijk is aan u. ik heb nog nooit iemand gezien die zo zuiver was als u bent. O mijn beste brahmana, ik smeek u om in deze stad te blijven.”
Toen de brahmana het nederige verzoek van de burgermeester van de stad hoorde, besloot hij om nog een paar dagen te blijven. Dat stadshoofd haalde alles uit de kast voor het comfortabele verblijf van Sunanda en diende hem dag en nacht. Nadat er acht dagen waren verstreken, kwam er, erg hard huilend, een dorpeling naar Sunanda en zei, “O zuivere brahmana, afgelopen nacht heeft er een rakshasa mijn zoon opgegeten.” Sunanda zei, “Waar woont deze rakshasa, en hoe heeft hij je zoon opgegeten?”
De dorpeling antwoordde, “In deze stad woont een erg angstaanjagende rakshasa die iedere dag dorpelingen opeet wanneer hij maar zin heeft. Op een dag gingen we met zijn allen naar die rakshasa en we verzochten hem om ons te beschermen; in ruil daarvoor zouden wij hem voorzien in zijn dagelijkse voedsel. Er werd een dharmashala gebouwd, en alle reizigers die hierheen kwamen werden daar naartoe gestuurd om te overnachten, en terwijl ze aan het slapen waren zou de rakshasa ze opeten. Op deze manier waren we in staat om onszelf te beschermen tegen die rakshasa. U en uw metgezellen verbleven in die dharmashala, maar die rakshasa heeft u en uw metgezellen niet opgegeten. Ik zal u vertellen hoe dat komt. Afgelopen nacht kwam een vriend van mijn zoon langs, maar ik wist niet dat hij een dierbare vriend van mijn zoon was, dus stuurde ik hem naar die dharmashala. Later, toen mijn zoon erachter kwam, ging hij hem achterna om hem terug te halen uit die dharmashala, maar toen hij daar aankwam werd hij ook opgegeten door die rakshasa. Vandaag ging ik in de ochtend naar die rakshasa en vroeg hem waarom hij naast de andere reizigers ook mijn zoon op had gegeten. Ik vroeg hem ook of het mogelijk was om mijn zoon terug te krijgen. Die rakshasa zei tegen me, “Ik wist niet dat uw zoon de dharmashala had betreden, dus is hij samen met alle anderen ook opgegeten. Wat betreft uw vraag of het mogelijk is om hem terug te krijgen; dat zal mogelijk zijn wanneer ik bevrijd ben van dit rakshasa lichaam, en dat is zal op zijn beurt weer mogelijk zijn door de genade van een persoon die het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita dagelijks reciteert.
Momenteel verblijft er een brahmana in deze stad die in deze dharmashala heeft verbleven, maar ik heb hem niet opgegeten omdat hij dagelijks het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita reciteert. Als hij dagelijks zeven keer het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita reciteert en dan water op mij sprenkelt, dan zal ik in staat zijn om verlost te worden van de vloek van dit rakshasa lichaam.”
Sunanda vroeg aan die dorpeling, “Welke zonde heeft die persoon begaan dat hij een rakshasa lichaam heeft gekregen?” De dorpeling antwoordde, “Lang geleden woonde er een boer in deze stad. Op een dag was hij zijn akkers aan het beschermen toen hij in de nabije verte zag dat een grote aasgier iemand aanviel die over de weg aan het lopen was. Op dat moment kwam er een yogi langs en toen hij zag dat die persoon werd aangevallen door die aasgier, snelde hij op die persoon af om hem te helpen, maar toen hij bij hem aankwam was het al te laat. Die yogi werd toen erg kwaad op de boer en zei het volgende tegen hem: “Iemand die ziet dat anderen het gevaar lopen aangevallen te worden door dieven, slangen, wapens, vuur etc., en niet te hulp schiet ondanks dat hij in staat zijn om te helpen, wordt gestraft door Yamaraja. Na voor een erg lange tijd te hebben geleden in de hel, neemt hij geboorte als een wolf. En iemand die een ander helpt die in nood verkeert, stelt Heer Vishnu zeker tevreden. Iemand die een koe probeert te redden van een woest dier, een mens van lage afkomst of een verdorven heerser, bereikt Heer Vishnu. Verdorven boer, je zag dat die persoon aangevallen werd door die aasgier, maar toch deed je geen poging om hem te redden. Nu vervloek ik je om geboorte te nemen als een rakshasa.” De boer zei, “O zachtaardige wijze, ik heb de hele nacht mijn akkers bewaakt en ik ben nu erg moe, dus wees me alstublieft genadig.” De yogi antwoordde, “Wanneer iemand die dagelijks het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita reciteert jouw hoofd besprenkelt met water, zul je verlost worden van deze vloek.”
De dorpeling zei, “Mijn beste Sunanda, wees alstublieft zo vriendelijk om met uw hand water op het hoofd van deze rakshasa te prenkelen.” Nadat hij die geschiedenis had gehoord van de dorpeling, ging Sunanda met hem mee naar de plaats waar die rakshasa verbleef en sprenkelde, terwijl hij het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita reciteerde, water op het hoofd van de rakshasa. Die rakshasa kreeg onmiddellijk een vierhandig lichaam zoals dat van Heer Vishnu. Niet alleen hij, maar ook de duizenden personen die hij had opgegeten kregen een vierhandige gedaante zoals die van Heer Vishnu. Daarna namen ze allemaal plaats in het bloemenvliegtuig dat naar hen toe was gestuurd om ze allemaal mee te nemen naar Vaikuntha.
Toen hij al deze wonderbaarlijke gebeurtenissen had aanschouwd, vroeg de dorpeling aan de rakshasa wie van hen zijn zoon was. De rakshasa begon te lachen en wees naar een van de duizenden prachtige personen die in het transcendentale vliegtuig zaten en zei, “Dat is je zoon.” De dorpeling verzocht zijn zoon om met hem mee naar huis te gaan, maar toen de zoon het verzoek van zijn vader hoorde, zei hij glimlachend, “Mijn beste meneer, vele malen bent u mijn zoon geweest en ik de uwe, maar nu ben ik, dankzij de genade van deze grote zuivere toegewijde Sunanda, verlost van deze kringloop van geboorte en dood en nu ga ik naar mijn ware thuis, Vaikuntha. Beste meneer, wees zo goed om u over te geven aan de lotusvoeten van Sunanda, hoor het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita van hem, en u zult ook in staat zijn om het verblijf van Heer Vishnu (Vaikuntha) te bereiken; hier bestaat geen twijfel over. In antwoord op de vragen van Zijn vriend Arjuna, kwamen deze nectargelijke instructies uit de mond van Heer Krishna, op het slagveld van Kurukshetra. En alleen door dit gesprek te horen en reciteren kan men de strakke knoop die ons aan dit rad van geboorte en dood bindt doorhakken.”
Heer Shiva zei, “Nadat hij deze wijze woorden tot zijn vader had gesproken, ging hij samen met die andere fortuinlijke zielen naar Vaikuntha. Zijn vader leerde het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita van Sunanda en hij ging niet lang daarna ook naar Vaikuntha.”
Mijn dierbare Parvati, je hebt nu de glories gehoord van het elfde hoofdstuk van Srimad Bhagavad-gita, dat in staat is om alle zondige reacties te vernietigen.
http://bhagavadgitaseminar.com/index.php/algemene-informatie/gita-mahatmya