Srila Haridas Thakura verscheen in deze wereld in het dorpje Buron, in het huidige Sat-Kira district, dat eerst een onderdeel van Khulna, Bangladesh was. Hierdoor, en omdat in dit land het chanten van de Heilige Namen geopenbaard is. Na hier een tijd te hebben doorgebracht, ging Haridas naar de oevers van de Ganges in Fulia, vlakbij Santipur. Advaita Acharya was enorm verheugd om zijn gezelschap te hebben en hij brulde luid. Op die manier dreven ze beide weg op golven van geluk door de activiteiten van vermaak van Sri Krishna-Govinda.
Srila Haridas Thakur is een eeuwig bevrijde metgezel van de Heer. De metgezellen van de Heer zijn vererenswaardig, waar ze ook verschijnen. Zoals Garuda verscheen als een vogel en Hanuman als een aap, verscheen Haridas Thakur in een familie van yavanas, mohammedanen. Vanaf zijn geboorte was hij zeer toegewijd aan de Heilige Namen van Krsna.
Toen hij aan de oevers van de Ganges ging wonen, was Advaita Acharya erg blij om zijn gezelschap te hebben. De brahmanen die in Fulia woonden, waren geplezierd met de manier waarop Haridas de Heilige Namen aanbad en ze kwamen hem elke dag bezoeken.
Geleidelijk aan verspreidde zijn faam zich. Toen de mohammedaanse bestuurder ervan hoorde, begon hij te koken van woede en ging hij naar de plaatselijke mohammedaanse koning toe om hem in te lichten: “Ondanks dat hij mohammedaans is, gedraagt hij zich als een hindoe. Hiervoor moet hij berecht worden”. Nadat de koning, die net als de bestuurder een erg zondig mens was, deze woorden had gehoord, liet hij Haridas Thakur meteen komen.
De koning zei tegen Haridas: “Geef dit chanten gewoon op en zeg de Kalma, het gebed van de mohammedanen”.
Haridas antwoordde: “De Allerhoogste Heer is één, al mogen Zijn namen dan misschien anders zijn. De hindoestaanse heilige teksten zijn de Purana’s en de islamitische heilige tekst is de Koran. Iedereen handelt zoals de Heer hem dat ingeeft, dus dat doe ik ook. Sommige yavanas worden hindoes en sommige hindoes worden yavanas, om de Heer te vereren. O koning, je kunt me nu berechten”.
Hierop besloot de kazi dat het nodig was om Haridas te straffen. De muluk-pati richtte zich na het horen van het vonnis tot Haridas: “Broeder, volg gewoon je eigen religie. Dan heb je niks te vrezen. Anders zul je gestraft moeten worden”. Haridas riep uit: “Zelfs al snijd je mijn lichaam in stukken, ik zal het chanten van de Heilige Namen nooit opgeven”.
Nadat de kazi deze woorden, die door Haridas met grote vastberadenheid gesproken waren, had gehoord, verklaarde hij: “Hij moet geslagen worden op 22 markten. Als hij daarna niet dood is, dan zal ik weten dat deze geleerde man de waarheid spreekt”. De zondige mulukpati gaf toen het bevel om Haridas Thakur op 22 markten te laten slaan. Haridas Thakur dacht aan de Heer door “Krsna, Krsna” te chanten. In het geluk van deze herinnering, voelde hij geen enkel lichamelijk ongemak.
Zoals de volgelingen van Hiranya-kasipu op zoveel manieren probeerden om Prahlada Maharaja te doden, maar hier niet in slaagden, probeerden deze demonische mohammedanen om Haridas Thakur kwaad te doen, maar het lukte niet. Haridas Thakur was ondergedompeld in de nectar van de Heilige Naam en de mohammedanen begonnen geleidelijk aan te begrijpen dat hij geen gewoon persoon was.
Nederig legden ze het volgende voor aan de Thakur: “Haridas! We begrijpen dat je een echte heilige bent. Niemand kan jou iets doen. Maar de muluk-pati zal dit niet begrijpen. Sterker nog, hij zal ons doden”. Na deze angstige pleidooien gehoord te hebben, zakte Haridas’ uitwendige bewustzijn weg en ging hij op in een diepe meditatie op de Heilige Namen van de Heer.
De mohammedanen droegen hierna zijn lichaam op hun schouders naar de mulukpati, die vermoedde dat hij dood was. Met deze aanname beval hij dat zijn lichaam in de Ganges gegooid werd. Haridas’ lichaam dreef met de stroming van de Ganges mee totdat hij Fulia ghat bereikte. Hier kwam hij uit het water en begon luid de Heilige Namen te chanten. Toen de mulukpati de grootheid van Haridas zag, werd hij bang. Samen met de andere mohammedanen ging hij naar Haridas en smeekte om vergeving voor zijn overtredingen.
Hem als een heilige beschouwend, brachten ze hem hun eerbetuigingen en ze werden op die manier van hun overtredingen bevrijd. De toegewijden waren na het aanschouwen van deze activiteiten van de Thakur in extase.
Haridas Thakur chantte de Heilige Namen altijd in een uitgehold, grotachtig gat in de stam van een boom. Deze ‘grot’ bestaat nog steeds nabij Fulia, op de oevers van de Ganges. Men kan daar met de trein vanuit Santipur komen. In de wortels van de boom leefde ook een giftige slang. De toegewijden konden nooit lang bij Haridas blijven omdat ze bang waren voor de slang. Op een dag kaartten ze bij Haridas aan dat ze bezorgd waren over de slang. Haridas, die de angst van de toegewijden zag, richtte zich tot de slang: “Beste slang, als je hier echt verblijft, dan verzoek ik je om alsjeblieft voor morgen te vertrekken. Anders zal ik zelf weggaan”.
De slang kwam hierna meteen uit zijn hol en na zijn eerbetuigingen gebracht te hebben aan de Thakur, ging hij weg. De toegewijden waren verbaasd na het zien van deze gebeurtenis en ze ontwikkelden een diepgaande toewijding voor Haridas Thakur.
Haridas kwam een keer in een dorp genaamd Harinodegram, in het Jessore district, waar vooral brahmana’s woonden. Op een dag benaderde een verwaande brahmana Haridas tijdens een religieuze discussie en merkte op: “O Haridas! Waarom chant je de Heilige Namen luidkeels? In de heilige teksten wordt aangeraden om in de geest te chanten”. In zijn antwoord vertelde Haridas hem: “De vogels, beesten en insecten kunnen niet zelf chanten. Maar als ze de Heilige Namen te horen krijgen, worden zij ook bevrijd. Als iemand alleen in zichzelf chant, dan bevrijdt hij alleen zichzelf, maar als iemand luid chant, dan is het voordeel honderd keer groter. Dit is de conclusie van de heilige teksten”.
De zondige brahmana kon de objectieve verklaring van Haridas niet tolereren en riep uit: “In Kali-yuga reciteren sudra’s de heilige teksten. Dit zie ik nu met mijn eigen ogen”. In antwoord op deze persoonlijke belediging gemaakt door de kwaadaardige brahmana, verliet Haridas eenvoudigweg in stilte het gezelschap. Binnen enkele dagen kreeg de brahmana lepra. Het resultaat van vaisnava-aparadha manifesteerde zich meteen. In Kali-yuga nemen raksasa’s (demonen) geboorte in brahmana-families om problemen te veroorzaken voor eerlijke, deugdzame mensen.
Een andere keer had Haridas het verlangen om het gezelschap van de Vaisnava’s in Navadvipa te hebben. Iedereen was in extase om hem te zien. Advaita Acharya gaf net zo veel om Haridas als om zijn eigen leven. Na het volbrengen van de Pitr-sraddha, de verering van de voorvaders, bood Advaita Acharya Haridas de eerste prasadam aan, welke alleen aan de hoge klasse van brahmana’s wordt aangeboden.
Haridas leefde een tijdje in Benapol, in het Jessore district. Dag en nacht chantte hij driehonderdduizend Heilige Namen. Toen Heer Caitanya Zijn goddelijke volheid toonde door Zichzelf te openbaren als de Allerhoogste Persoonlijkheids Gods in de binnenplaats van Srivasa Pandit’s huis, riep Hij Zijn dierbare toegewijde bij zich: “Haridas! Toen die mohammedanen je sloegen, stond Ik klaar om ze te vernietigen met Mijn sudarsana chakra, maar omdat jij voor hun welzijn aan het bidden was, was Ik niet in staat om iets te doen.
Daarom aanvaardde Ik hun slagen op Mijn eigen lichaam. Zie hier de littekens die nog steeds op Mijn lichaam aanwezig zijn”. Toen Haridas deze littekens zag, viel hij flauw van extatische liefde. Na weer bij bewustzijn te zijn gekomen, begon hij de Heer van zijn leven te prijzen. “O Heer Visvambhara, Heer van het universum, heb mededogen met deze zondaar, die aan Uw voeten is gevallen. Ik heb geen goede eigenschappen en ik ben een verdorven ellendeling, verworpen door alle klassen van mensen. Hoe kan ik Uw goddelijke karakter beschrijven?”
Thakura Haridas was tijdens de meeste van de activiteiten van vermaak van de Heer in Navadvipa aanwezig. Toen de Heer naar Jagannatha Puri ging, ging Haridas er ook wonen. Elke dag na het bijwonen van de mangala arati kwam Heer Caitanya bij Haridas langs en bracht dan wat van Heer Jagannatha’s prasadam mee. Als Sri Sanatana Goswami en Sri Rupa Goswami van Vrindavana naar Puri kwamen, verbleven ze bij Haridas Thakur. Haridas, om de etiquette niet te overschrijden, kwam niet vlakbij Heer Jagannatha’s temple, maar bracht van een afstand zijn eerbetuigingen. Omdat hij als mohammedaan van geboorte beschouwd werd, zou zijn aanwezigheid in de tempel bezwaarlijk zijn voor hen die kaste-bewust waren. –
Mahamayadevi nam initiatie in de maha-mantra van Haridas Thakur en Caitanya Mahaprabhu wees hem aan als de acharya van de Heilige Naam. Zijn verdwijning van deze wereld, in de aanwezigheid van Caitanya Mahaprabu, wordt door Krsna dasa Kaviraja Goswami volledig beschreven in de Antya-lila van het Caitanya Cari-tamrta. .