DE WERELD WORDT nog altijd overspoelt door een vloedgolf van gewelddadigheid. Er lijkt wel geen einde aan te komen. De ene aanslag en vergelding volgt op de andere aanslag en vergelding.
Religie wordt regelmatig gezien als de oorzaak van vele oorlogen en schermutselingen uit het verleden en heden. Sommigen menen dat religie het beste verboden kan worden. Anderen begrijpen dat godsdienst mensen met elkaar identificeert, groepeert en motiveert voor de strijd, terwijl etnische en economische factoren de werkelijke oorzaken zijn van conflicten. Van uit de godsdienst zoekt men dan de morele legitimatie voor het doden van vijanden. Ze zijn in de slag om zich te verdedigen tegen de werkelijke problemen van honger, schaarste en onderdrukking. Het gaat derhalve om de scheefgegroeide verdeling in de wereld van goederen, middelen en subtielere zaken als waardigheid en onafhankelijkheid. Het verkrijgen en veiligstellen van voedsel en leefomgeving zijn momenteel de belangrijkste drijfveren in de wereld.
In het Srimad Bhagavatam veroordeelt Koning Citraketu pseudo-religieuze praktijken, te herkennen aan het toebrengen van leed aan ánderen.
”Hoe kan een religie waardoor men afgunstig wordt op zichzelf en anderen van enig nut zijn? Wat levert het feitelijk op? Als men door dergelijke afgunst bij zichzelf en anderen pijn veroorzaakt, wekt men Uw woede op en is men juist irreligieus bezig.” (Srimad Bhagavatam 6.16.42)
Onder het mom van godsdienst geweld plegen, terwijl dit in werkelijkheid gevoed wordt door afgunst, klopt dus niet.
De mensen die daadwerkelijk diepe religieuze inzichten en ervaringen hebben, weten dat alle godsdiensten in essentie dezelfde boodschap uitdragen. Islam, Jodendom, Christendom en Vaisnavisme prediken alle maal de liefdevolle dienst aan God als het hoogste goed en de daarmee samengaande liefde voor de naaste, die immers ook een dienaar is van God. Zij begrijpen dat God luistert naar diverse namen zoals Allah, Jahweh of Krishna.
Srila Bhaktivinode Thakur gaf in de 19e eeuw al aan dat sociale, culturele en geografische factoren de menselijke natuur beïnvloeden en dus ook de wijze van godsdienstbeoefening, hoewel dit de focus van de godsdienst niet verandert.
“Hoewel de menselijke natuur primair hetzelfde is, zijn in de wereld geen twee menselijke wezens te vinden wiens secundaire naturen exact gelijk zijn. Hoe zullen mensen geboren in verschillende landen dezelfde natuur delen, indien twee broers uit dezelfde moeder al verschillend zijn in voorkomen en natuur, nooit identiek in alle opzichten? De wateren, atmosferen, berggebieden, bosgebieden, eetwaar en kledingmaterialen zijn allemaal anders in de verschillende landen. Vanwege dit zijn de lichamelijke structuur, huidskleur, gebruiken, klederdracht en voedsel van de mensen daarin geboren, verschillend geworden, overeenstemmend met het verschil in hun verkregen naturen, welke aansluiten bij de respectievelijke milieus. De mentale omstandigheden in bepaalde streken zijn op die manier eveneens verschillend. En hun voorkeuren richting God, dat binnen dit kader valt, hoewel in principe gelijk, worden anders al naar gelang de verschillen in hun taal, klederdracht, eetwaar, temperamenten, etc. Indien beschouwd met een onpartijdige kijk op deze gang van zaken, wordt er geen schade veroorzaakt door deze secundaire verschillen. Er is niets mis op het moment van vervulling, zolang er eenheid bestaat met betrekking tot het voornaamste object van aanbidding.”
Waarom komt de boodschap uit interkerkelijke ontmoetingen niet tot de mensheid en de religieuze volgelingen? Omdat er een cultuur heerst van brood en spelen. En keer op keer hebben de media het over het ‘religieus geweld zus’ en ‘religieus geweld zo’. Daarnaast, in een cultureel programma op TV, gaf professor Nadier van de Berkeley Universiteit aan dat de media een cultuur van gewelddadigheid propageren. Geweld op tv, in films, in het nieuws en in de kranten. Volgens hem zijn de media dus wel degelijk schuldig aan de huidige cultuur. Gladiatorachtig geweld, excessen en emoties, stuwen kijkcijfers op, vrede niet. Niet sussen dus, maar aanwakkeren!, zo lijkt het motto.
De gewelddadige cultuur verwekt volgens professor Nadier wel een impuls tot geweldloosheid. Zelf noemt hij geweldloosheid het allerhoogste principe, hetgeen hij, in navolging van Mahatma Ghandi, baseert op de Bhagavad Gita.
De menselijke samenleving moet zo zijn ingericht dat een ieder in zijn levensonderhoud kan voorzien zonder anderen naar het leven te staan. Srila Prabhupada geeft aan dat de Veda’s instrueren mahimsyat sarva-bhutani, (pp Bg 2.19) bejegen geen schepsel met geweld. Hier is natuurlijk wel iets vreemds aan de hand, want in de Gita spoort Sri Krishna zijn vriend Arjuna aan om in gevecht te gaan met zijn eigen neven, leermeesters en andere familieleden. Dezelfde Veda’s (pp Bg 1 .36) geven de mens toestemming zich te verdedigen tegen zes soorten aanvallers: gifmengers, brandstichters, gewapende moordenaars, plunderaars, bezetters, en vrouwenrovers. Wie zich onverhoopt tegen hen moet verdedigen, en hen daarbij doodt begaat dan geen zonde, aldus de Veda’s.
Geweld wordt niet altijd bestreden met geweldloosheid. Een chirurg pleegt gericht geweld door iemands buik open te snijden teneinde een gezwel te verwijderen, welke anders nog meer schade zou aanrichten. De tandarts trekt met geweld een bedorven kies, zodat normaal eten weer mogelijk is. Een politieagent slaat een straatrover neer om argeloze burgers te beschermen. Een regering zet haar leger in om zich te beschermen tegen terroristen of bezetters. Om tot een meer geweldloze samenleving te komen is de inzet van defensief geweld soms nodig tegen agressief geweld. Als defensief geweld uitblijft bij agressie dan kan een samenleving een speelbal worden in de handen van hebzuchtige agressors. Op het slagveld van Kuruksetra was er sprake van een noodsituatie, zodat ingrijpen nodig was, hoewel van tevoren uitputtende diplomatieke vredespogingen waren ondernomen.
De kunst is om de twee soorten agressie uit elkaar te halen. Dit is doorgaans de taak van de ksatriya’s, de beschermende en regerende klasse. Zij zijn aangesteld om de bevolking in rust en vrede te laten leven door hen te beschermen en zonodig rotte plekken te verwijderen voordat deze uit woekeren. Niet eenvoudig, zeker niet in dit Kali-tijdperk, de kosmische wintertijd, waar verwarring en bedrog door de materiële natuur wordt opgelegd.
Geweldloosheid kent ook nog een veel hogere orde. In de verzen 13.8-12 van de Gita geeft Krishna aan wat Hij allemaal verstaat onder waarachtige kennis en wat daarbuiten valt. Geweldloosheid behoort tot waarachtige kennis. Srila Prabhupada geeft een definitie van geweldloosheid van een hogere orde:
“Geweldloosheid wordt in de regel opgevat als het niet doden of vernietigen van het lichaam, maar geweldloosheid betekent in feite dat men anderen geen verdriet doet. Door onwetendheid is de mensheid gevangen geraakt in de materiële levensbeschouwing en lijdt voortdurend stoffelijke pijn. Dus tenzij men de mensen tot geestelijke kennis brengt, pleegt men geweld. Men dient zich in te spannen, ware kennis te verspreiden onder de mensen, opdat ze verlicht kunnen raken en deze materiële verwarring de rug toe kunnen keren. Dat is geweldloosheid.”
Als bewoner van de spirituele wereld, in Krishna’s gezelschap, is het levend wezen op zeker moment op Krishna’s stoel gaan zitten en is Hem zodoende uit het oog verloren. Door zelf te willen ervaren hoe het is God te zijn raakte ze aangetrokken tot Zijn materiële energie en raakte daar gehecht aan tijdelijk, kortstondig en weinig intens genot. Een druppeltje spiritueel geluk is een oceaan van extase vergeleken bij het toppunt van aards genot. Gewend aan eeuwig intens geluk, jaagt de dolende ziel vanwege zijn onwetendheid verder in de onjuiste richting van het aardse genot, hetgeen altijd tegen valt. Het gefrustreerde, boze en begoochelde levend wezen lijdt pijn, vanwege het gebrek aan geluk, maar ook van wege het constant rondtollen in de pijnlijke cyclus van geboorte, ziekte, ouderdom en dood. Hoe kan het levend wezen zo vrede kennen?
Srila Prabhupada koppelt geweldloosheid aan het daad werkelijk hoogste principe, namelijk, actief ervoor zorgen dat mensen nooit meer hoeven rondtollen in deze leedrijke cyclus van geboorte, ziekte, ouderdom en dood. Dit is meer dan alleen maar ervoor zorgen dat iedereen er lichamelijk gezellig en warmpjes bij zit in het aardse, als één grote happy family. Dat zou een promotie zijn van derde klas naar eersteklas gevangene. Een stuk aangenamer weliswaar, het zij iedereen gegund, maar de gevangenschap in de pijnlijke cyclus van geboorte en dood blijft. De ultieme vorm van geweldloosheid is derhalve het wijzen van de levende wezens op de mogelijkheid om toegewijde dienst aan Krishna te gaan cultiveren en hen daarbij te helpen door hen voor te gaan.