In de Bhagavad-gita (18.65) treffen we het volgende vers aan :
man-mana bhava mad-bhakto mad-yaji mam namaskuru
mam evaisyasi satyam te pratijane priyo ‘si me‘Laat je geest en hart in Mij opgaan, word Mij toegewijd, vereer Me, breng Me je pranama en zeker zal je tot Me komen. Dat beloof Ik je omdat je Me zeer dierbaar bent.’
Dat is het beste van alle verzen van Bhagavad-gita. We moeten niet denken dat het daaropvolgende vers het beste is (18.66):
sarva-dharman parityajya mam ekam saranam vraja
aham tvam sarva-papebhyo moksayisyami ma sucah
‘Laat alle vormen van religiositeit varen – werelds, bovenwerelds, fysiek, mentaal, varnasrama-dharma, verering van goden en godinnen, zelfs de verering van Narayana en Dvarakadhisa – en zoek je toevlucht alleen bij Mij.’
Hoewel dat het laatste vers is en Krsna ons voorhoudt onze dharma te verzaken, kunnen we nog denken dat er een negatieve terugslag op volgen kan. Maar Krsna zegt: ‘Ik neem de verantwoordelijkheid op Me. Ik vergeef je al je zonden.’ Wanneer we onze ouders laten huilen, onze broers en zusters en verdere familie, wanneer een vrouw haar man laat huilen, een man zijn vrouw, wanneer we onze plicht tegenover de samenleving niet nakomen en ons niet aan de varnasrama-dharma houden, is dat allemaal adharma, onreligieus, en iedereen die zo handelt krijgt er een negatieve terugslag van. Maar Krsna zegt: ‘Ik beloof je dat Ik je dadelijk van elke negatieve terugslag zal verlossen.’
Het vers dat we hier behandelen, man-mana bhava, is nog beter dan dit vers. Het vers sarva-dharman parityajya leert ons hoe we tot saranagati, devotionele overgave, moeten komen, maar man-mana bhava toont ons de vrucht van die overgave en is daarom nog verhevener.