Srimad Bhagavad-Gita’s Meest Vertrouwelijke Vers
Passages uit een Buitengewone Uiteenzetting
door
Tridandiswami Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Invocatie
om ajnana-timirandhasya jnananjana-salakaya
caksur unmiltam yena tasmai sri-gurave namah
Ik bied mijn nederige eerbetuigingen aan mijn dierbare spirituele meester die met zuivere spirituele kennis mijn bewustzijn, dat verblind was door het duister van onwetendheid, heeft verlicht.
namah om visnupadaya acarya simha rupine
srimad bhaktiprajnana keshava iti namine
Ik bied mijn nederige eerbetuiging aan Srila Bhakti Prajnan Keshava Goswami, de leeuwachtige acarya die nooit bang is, beschutting van Heer Krishna genomen hebbend.
namah om visnupadaya krishna prestaya bhutale
sri srimad bhaktisiddhanta saraswati iti namine
Ik bied mijn nederige eerbetuiging aan Srila Bhaktisiddhanta Saraswati Prabhupad die erg dierbaar is aan Heer Krishna in deze wereld, beschutting genomen hebbend van Hem.
vancha-kalpatarubhyas ca krpa-sindhubhya eva ca
patitanam pavenebhyo vaisnavebhyo namo namah
Ik bied mijn nederige eerbetuigingen aan alle Vaisnava toegewijden van de Allerhoogste Heer Krishna, die net als wensvervullende bomen de ultieme zegening schenken aan de mensheid en volkomen mededogend zijn voor alle levende wezens.
……………. OM TAT SAT …………….
Het is onmiskenbaar vastgesteld door de voorgaande acaryas in de geestelijke erfopvolging van de vier geautoriseerde sampradaya’s dat, teneinde de eeuwige spirituele waarheden die van toepassing zijn op alle geschapen wezens te realiseren, kennis van de Bhagavad-Gita onontbeerlijk is. Zolang iemands basis in het spirituele leven niet bevestigd wordt door de goddelijke openbaring oorspronkelijk gesproken door de Allerhoogste Heer Krishna ook wel bekend als de Bhagavad-Gita, en deze kennis niet hecht gevestigd is in het bewustzijn van een levend wezen, dan, ongeacht hoe intelligent of geavanceerd in cultuur en technologie ze ook maar lijken te zijn, hebben zij geen volledig en veelomvattend begrip van spirituele realiteit.
Wanneer we de Bhagavad-Gita lezen, dienen we ook zorgzaam te zijn en er op letten dat we alleen de commentaren lezen van degenen die geautoriseerd zijn door de geestelijke erfopvolging in een van de vier geautoriseerde Vaisnava-scholen van kennis die goed bevestigd worden in de Vedische geschriften. Indien we onbewust de fout maken dat we de opmerkingen lezen van degenen die niet geautoriseerd zijn, buiten de geestelijke erfopvolging, zullen we hulpeloos afdwalen van de werkelijke waarheden van de Bhagavad-Gita en hopeloos stranden, verwijderd van de feitelijke betekenis van de Bhagavad-Gita.
Heer Krishna geeft vijf niveaus van instructies in de Bhagavad-Gita. Het eerste niveau is de algemene leer voor iedereen. Vervolgens geeft Hij op een sublieme manier vier aanvullende niveaus van leerstellingen; elke meer verheven dan de voorgaande. Deze leerstellingen, hoewel uitgebreid, zijn gekenschetst in een gecondenseerde vorm die alleen de essentie onthullen. Hoe kunnen we begrijpen wat de essentie is? Het volgende voorbeeld zal dit verduidelijken voor jullie:
Wanneer men een koe melkt is het eerste wat men doet het kalfje naar de moeder brengen zodat ze het een beetje melk kan geven. Deze eerste melk is als de algemene leer van de Bhagavad-Gita. Daarna stopt de melkboer met het melken van de koe en stopt de melk in een pot. Deze melk is als de vertrouwelijke leer van de Bhagavad-Gita. Maar bovenop deze melk zal er wat room zijn. Deze room is als de meer vertrouwelijke leer van de Bhagavad-Gita. Echter, als we de room nemen en die gaan karnen, zal het boter worden. Deze boter is als de meest vertrouwelijke leer van de Bhagavad-Gita. Nochtans als we de boter nemen en die op een laag vuurtje verhitten, zal het langzaam in zuivere gouden ghi veranderen. Ghi is de essentie van melk. Uit deze essentie kunnen we niets anders meer halen. Deze essentie is als het meest vertrouwelijke vers van de hele Bhagavad-Gita. Maar je moet niet vergeten dat het geen doodgewoon streven is om melk in ghi te veranderen, en het is ook geen doodgewoon streven om het begrip en de realisatie te verkrijgen die benodigd is om de essentie van alle 700 verzen van de illustere Bhagavad-Gita te begrijpen. Over deze punten dient men grondig na te denken.
Dus, na de algemene leerstellingen zijn er de vertrouwelijke leerstellingen, vervolgens de meer vertrouwelijke leerstellingen, daarna de meest vertrouwelijke leerstellingen en dan de meest vertrouwelijke leerstelling van allemaal die Heer Krishna onthult in het meest vertrouwelijke vers van de hele Bhagavad-Gita.
Sanskriet
man-mana bhava mad-bhakto
mad-yaji mam namaskuru
mam evaisyasi satyam te
pratijane priyo ‘si me
Anvaya
man-mana bhava..laat je hart en geest opgaan in Mij, mad-bhakto..word Mijn toegewijde, mad-yaji..stem Mij gunstig, mam namaskuru..breng nederige eerbetuigingen aan Mij, eva..het staat vast, esyasi..je zult komen, mam..tot Mij, satyam pratijane..Ik beloof dit in waarheid, te..aan jou, asi..zijnde, priyan..erg dierbaar, me..aan Mij.
Vertaling
Laat je geest en hart in Mij opgaan, word Mijn toegewijde, stem Me tevreden, breng gewoon nederige eerbetuigingen aan Mij, en je zult zeker tot Me komen. Ik beloof je dit in alle waarheid, omdat je Me erg dierbaar bent.
Bhagavad-Gita, hoofdstuk 18, vers 65
Heer Krishna geeft om te beginnen de allerhoogste instructie man-mana bhava ‘laat je geest en hart in Mij opgaan’. Maar als je niet in staat bent om dat te doen dan adviseert Heer Krishna als alternatief mad-bhakto ‘wordt Mijn toegewijde’. Maar als het niet mogelijk is om dat te doen dat stelt Heer Krishna mad-yaji (stem Me gunstig) voor, en als je zelfs dat niet kunt doen, dan geeft Heer Krishna het laatste verzoek van mam namaskuru ‘breng gewoon je nederige eerbetuigingen aan Mij’. Dit laatste verzoek geeft iedereen een kans, want als men op zijn minst nederig zijn eerbetuigingen kan aanbieden aan de Allerhoogste Heer, dan zullen de drie eerder vermelde instructies zich uiteindelijk geleidelijk aan gaan manifesteren vanwege het effect dat in werking wordt gesteld door het leveren van deze laatste, meest eenvoudige vorm of toewijding.
Wie zijn degenen die dierbaar zijn aan de Allerhoogste Heer? Heer Krishna onthult dat degenen die zich verdiepen in de Bhagavad-Gita zeer dierbaar zijn aan de Allerhoogste Heer. Iemand die met zijn intelligentie nadenkt over de Bhagavad-Gita zal de Allerhoogste Heer met die handeling gunstig stemmen als een offering aan Hem door zich deze spirituele kennis en wijsheid eigen te maken. Dus zijn wij, die ons nu bezighouden met het nadenken dit heilige geschrift, ook dierbaar aan Heer Krishna. Heer Krishna is zo genadig dat hij zelfs het nadenken over de Bhagavad-Gita als een daad van Hem gunstig stemmen ziet.
Man-Mana Bhava
Man-mana bhavo betekent ‘laat je geest en hart opgaan in God.’ Dit is de opperste instructie en is niet zo makkelijk te verkrijgen en volbrengen in deze wereld. Wil iemand zijn geest in een enkele activiteit op laten gaan, dan moeten de ogen, de oren, de neus en alle zintuigen volledig en uitsluitend gericht zijn op die activiteit. Als de geest zich niet op deze manier kan concentreren dan wordt hij min of meer als onbeheerst beschouwd. Soms is onze geest vredig. Soms is onze geest geërgerd. Soms verlangt onze geest naar zintuiglijk genot. Soms verlangt onze geest naar ontspanning. Soms piekert onze geest over de toekomst. Soms lamenteert onze geest over het verleden. Soms denkt onze geest aan geliefden en soms denkt onze geest aan God. Dit is de geconditioneerde toestand van menselijke wezens overal. Maar als iemands geest volledig verzonken is in de naam, gedaante, kwaliteiten en fenomenale bezigheden van de Allerhoogste Heer Krishna, dan is dit de meest verheven vorm van aanbidding van allemaal.
Wanneer zal dit mogelijk zijn? Allereerst moet er sraddha of geloof zijn. Zonder geloof kan er niets tot stand worden gebracht. We staan op en beginnen onze dag iedere morgen enkel en alleen op basis van geloof. Je kunt je afvragen wat voor soort geloof ons toelaat om zelfs iedere dag op te staan uit bed We zullen je het vertellen. Geloof dat de zon iedere morgen zal schijnen. Geloof dat de lucht die we iedere seconde inademen vol zuurstof zal zijn. Geloof dat het water dat we drinken en koken, en waar we ons in wassen zuiver zal zijn. Geloof dat het goed gaat met onze geliefden. Geloof dat de aarde door zal gaan met draaien. Geloof dat we morgen zullen bestaan. Geloof in God. Op zoveel manier nemen we op nonchalante wijze geloof voor lief, maar de werkelijkheid Is dat we altijd en voortdurend standvastig geloof aan de dag leggen.
Vastberaden geloof is echter niet genoeg om het niveau te bereiken waarbij we geest en hart kunnen laten opgaan in God. Samen met dit geloof moet er ruci of inspiratie zijn, anders zal het nog steeds niet mogelijk zijn om dit voor elkaar te krijgen. Maar zelfs met geloof en inspiratie zal het niet genoeg zijn zonder asakti of spirituele gehechtheid; pas wanneer we dit punt bereiken kunnen we beginnen om onze geest te laten opgaan en daarna, in het stadium van bhava of devotionele extase kunnen we onze harten ook op laten gaan totdat we het stadium van prema, wat goddelijke transcendentale liefde is, bereiken.
De enige manier waarop we dit kunnen bereiken is als ons hart gezuiverd is; maar zuiverheid alleen is niet genoeg om dit voor elkaar te krijgen. Er moet ook iets erg speciaals zijn, iets erg schitterends, iets zeer waardevols dat ons gezuiverde hart vergezeld, en dit is de sublieme aanwezigheid en verrukkelijke geur van liefdevolle toewijding. Als liefdevolle toewijding ons gezuiverde hart vergezeld dan zullen we zeker succesvol zijn in deze onderneming.
Heer Krishna gaf deze opperste instructies aan Arjuna terwijl Hij op het slagveld bij Kuruksetra stond. Het was erg moeilijk voor Arjuna om deze voornaamste instructie te volgen terwijl hij zich aan het voorbereiden was voor oorlog. Net zoals het toen voor hem moeilijk was, is het voor ons nu ook moeilijk. Wij zijn nu ook in een oorlog verwikkeld. Je kunt je afvragen waarmee we in oorlog verwikkeld zijn. We zijn in een oorlog verwikkeld met de neigingen van onze geest, die van nature erg onvoorspelbaar en rusteloos is.
De Allerhoogste Heer Krishna was de bestuurder van Arjuna’s strijdwagen, maar de enige bestuurder die wij hebben is onze onvolmaakte intelligentie. Arjuna had een onoverwinnelijke strijdwagen, die hem geschonken was door de vuurgod Agni, die niet vernietigd kon worden. Maar wij hebben slechts een fragiel en vergankelijk menselijk lichaam dat onderhevig is aan ouderdom, ziekte en dood. Arjuna had zijn onversaagde Gandiva boog om zijn vijanden te onderwerpen. Maar wij hebben slechts een besluiteloze wil. Arjuna had een pijlkoker van oneindige pijlen die nooit leeg zou raken, maar wij hebben slechts onze oneindige verlangens. Arjuna had zoveel hulp en assistentie, maar toch was hij niet in staat om de instructie man-mana-bhavo, ‘laat je geest en hart opgaan in God’, te volgen.
Arjuna zei tegen Heer Krishna, “Ik sta op het punt om oorlog te voeren met zoveel vijanden op het slagveld dat voor me ligt. Hoe zal ik in staat zijn om mijn geest op deze manier te laten opgaan als ik mijn geest moet laten opgaan in het verslaan van mijn vijanden? Ik zie niet in hoe het mogelijk is voor mij om dit te doen.”
Wij hebben ook zoveel vijanden tegenover ons, en we gaan voor het grootste gedeelte in hen op. Wat zijn onze vijanden? Zij zijn de verlangens van de geest, de ogen, de tong, de maag en de voortplantingsorganen. Onze verlangens zijn zo sterk en overheersend dat we niet eens één van deze verlangens kunnen overwinnen, laat staan al die verlangens. Er is een aforisme in India dat luidt: Als er geen bamboe is, zal er geen fluit zijn. De verlangens van lust, hebzucht, woede en afgunst zijn allemaal ontzagwekkend in slagorde opgesteld tegen ons, geen genade tonend, en het is erg moeilijk voor ons om ze te overwinnen. Maar hoe dan ook moeten we er toch naar streven om ze op een of andere manier de baas te worden als we succesvol willen zijn in ons spirituele leven. Als we om een of andere reden, wegens verzachtende omstandigheden die buiten onze wil zijn, niet in staat zijn om onze geest en hart in Heer Krishna te laten opgaan, kunnen we onze uiterste best doen om het advies te volgen van de volgende instructie: mad-bhakto ‘word Mijn toegewijde’.
Mad-Bhakto
Heer Krishna, erg genadevol zijnde, geeft vervolgens het advies van mad-bhakto ‘word Mijn toegewijde’. Arjuna, die hier over nadacht, zei dat het erg makkelijk is voor iemand om te zeggen dat ze een toegewijde zullen worden, maar om er echt een te zijn is niet zo makkelijk.
Om werkelijk een toegewijde van de Allerhoogste Heer Krishna te worden is er één vereiste die een onontbeerlijk en absoluut noodzakelijk is, en dat is dat men nog niet het geringste beetje materieel verlangen zou moeten hebben dat niet direct verbonden is met de dienst van Heer Krishna. Om bhakti oftewel liefdevolle dienst aan Heer Krishna te verkrijgen kan er nog niet het geringste spoortje van enige materiële verlangens zijn. Anders is het niet mogelijk om bhakti te verkrijgen.
Ook kan er om bhakti te verkrijgen nog niet het geringste spoortje zijn van:
1) jnana-kennis vergaard via analytische logica
2) karma-zich bezighouden met baatzuchtige activiteiten
Uiteraard moet er wel een beetje jnana of kennis zijn, anders zullen we niet eens in staat zijn om te begrijpen wat toegewijde dienst is; maar er mag zelfs niet het geringste spoortje van analyse of logica zijn als de reden voor het verrichten van onze toegewijde activiteiten. Liefdevolle toewijding komt uitsluitend uit het hart, en als onze harten beïnvloed worden door een logistiek brein in een analytische geest, dan zal alle liefdevolle toewijding verpest zijn en zullen al onze inspanningen voor bhakti geruïneerd zijn.
Ook is zonder karma niemand in staat om zelfs maar te leven. We zijn altijd bezig met een of andere vorm van karma of baatzuchtige activiteiten, ofwel bewust ofwel onbewust. Zelfs wanneer we slapen verrichten we wat karma. Je kunt je afvragen welke karma we kunnen doen terwijl we slapen. Nou, we ademen, onze harten kloppen, onze magen zijn het voedsel dat we hebben gegeten aan het verteren, we veranderen van positie, we zijn aan het dromen. Deze dingen zijn ook karma. Dus je moet begrijpen dat karma onvermijdelijk is. Zonder deze verschillende vormen van karma kunnen we nog niet voor één seconde leven. Wie er ook maar beweert volledig zonder karma te leven is in illusie. We zijn altijd een of andere vorm van karma aan het maken. We moeten eten. We moeten drinken. We moeten werken. We moeten wat recreatie hebben. Feitelijk zijn we altijd bezig met allerlei soorten karmische activiteiten.
Dus hoe kunnen we de reacties die verbonden zijn aan al deze activiteiten die onze toewijding bedekken neutraliseren, aangezien we ons altijd bezighouden met zoveel karmische activiteiten? Let goed op, aangezien we nu een licht zullen werpen op dit uitermate vertrouwelijke onderwerp.
Weet dat onze daden nooit onze devotie zullen bedekken als alles wat we doen voor de ultieme genoegdoening van de Allerhoogste Heer is. Eigenlijk bevestigen al de Vedische geschriften dat Heer Krishna de Allerhoogste Heer van iedereen is. In de volgende geautoriseerde Vedische geschriften vinden we deze verzen:
ete camsa-kalah pumsah krishnas tu bhagavan svayam
indras vyakulam lokam mrdayanti yuge yuge
Alle bovengenoemde avatara’s zijn hetzij volkomen deelaspecten, hetzij delen van de volkomen deelaspecten van de Heer die in verschillende universa verschijnen om de theïsten te beschermen, maar Heer Krishna is de oorspronkelijke Allerhoogste Heer en de bron van alles.
Srimad Bhagavatam, Canto 1, hoofdstuk 3, vers 28
isvara paramah krishna sac-cid-ananda vigrahah
anadir adir govindah sarva karana karanam
Heer Krishna is de Allerhoogste Absolute Bestuurder, wiens gedaante uit onsterfelijkheid, alwetendheid en gelukzaligheid bestaat. Hij is zonder begin, de oorsprong van alles, de oorzaak van alle oorzaken en de bron van de Veda’s.
Brahma Samhita, hoofdstuk 5, vers 1
advaya-jnana tattva-vastu krsnera svarupa
brahman atma bhagavan tina tanra rupa
Heer Krishna, de allerhoogste ultieme realiteit, kan worden begrepen op één van de drie of alle drie de manieren. Als Brahman, dat de schitterende onpersoonlijke uitstraling is die afkomstig is van de spirituele werelden, als Paramatma, het allesdoordringende aspect van de spirituele ziel in ieder levend wezen, en als Bhagavan, de eeuwige spirituele gedaante van de Allerhoogste Heer Krishna.
Sri Caitanya Caritamrita, Adi-lila, hoofdstuk 2, vers 65
namo brahmanya-devaya go-brahmana-hitaya ca
jagad dhitaya krsnaya govindaya namo namah
Laat me mijn nederige eerbetuiging brengen aan Heer Krishna, die de aanbiddenswaardige Godheid is voor alle Brahmaanse mensen, die de gelukwenser is van de koeien en brahmana’s, en die altijd alle universa’s zegent.
Visnu Purana, Canto 1, hoofdstuk 19, vers 65
Dus denk altijd aan Heer Krishna en vergeet Heer Krishna nooit. Wanneer je eet, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je drinkt, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je loopt, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je praat, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je werkt, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je speelt, denk dan altijd aan Heer Krishna. Wanneer je gaat slapen, denk altijd aan Heer Krishna. Wanneer je wakker wordt, denk altijd aan Heer Krishna. Denk bij alles wat je doet altijd aan Heer Krishna en doe altijd alles wat je doet voor de voldoening van Heer Krishna. Dit is het volledige inzicht van wat Heer Krishna bedoelt wanneer Hij zegt: mad-bhakto ‘word Mijn toegewijde’.
Hoewel er begrepen wordt dat er altijd wat jnana en karma zal zijn, moeten ze beiden altijd exclusief afhankelijk zijn van de dienst van bhakti; anders zullen ze allebei onze bhakti of toewijding bedekken. Wanneer men jnana oftewel kennis gebruikt voor de dienst van bhakti, dan wordt het door dat proces zelf bhakti, en wanneer men karma oftewel handelingen gebruikt voor de dienst van bhakti dan wordt ook dat via het proces zelf bhakti. Dit is erg vertrouwelijke informatie.
Men verricht precies dezelfde handeling in precies dezelfde situatie, maar vanwege de intentie en kwaliteit wordt het bhakti; anders blijft het jnana of karma. Om te leren hoe deze dingen van elkaar te onderscheiden is het erg bevorderlijk om de meedogende begeleiding van een spirituele meester in de lijn der geautoriseerde erfopvolging te ontvangen. Dit is een extreem belangrijk principe en dient zorgvuldig overwogen te worden, het voldoende aandacht en beschouwing gevend.
Over het algemeen dient alles wat we hebben en alles wat we doen voor de voldoening van de Allerhoogste Heer gedaan te worden. Dat wil zeggen, direct gerelateerd aan Hem in Zijn dienst. Spiritueel geneigde en vrome mensen over de hele wereld volgen deze grondregel. Maar de meest genereuze en grootmoedige Sri Caitanya Mahaprabhu en de voorgaande acarya’s in de geautoriseerde geestelijke erfopvolging hebben ons de speciale instructie gegeven om waarlijk onszelf volledig en met volledige overgave te offeren aan de Allerhoogste Heer Krishna. Dan zal alles wat we doen automatisch opgenomen worden in de dienst van liefdevolle toewijding aan Hem. Wat we ook maar doen zou gedaan moeten worden voor de voldoening van Heer Krishna. Dan zal om het even wat op ons af zal komen automatisch aan Hem geofferd worden. Op deze manier worden we exclusief de Zijne door exclusief bhakti in liefdevolle dienst aan Hem te verrichten.
De negen manieren om bhakti in devotie aan de Allerhoogste Heer Krishna te verrichten zijn:
1) sravanam – horen over Heer Krishna
2) kirtanam – verheerlijken van Heer Krishna
3) smaranam – denken aan Heer Krishna
4) pada-sevanam – dienst aan de lotusvoeten van Heer Krishna
5) arcanam – aanbidding van Heer Krishna
6) vandanam – bidden tot Heer Krishna
7) dasyam – een dienaar van Heer Krishna worden
8) sakhyam – een dierbare vriend van Heer Krishna worden
9) atma-nivedanam – volledige overgave aan Heer Krishna
Deze negen soorten bhakti leren verrichten is de allerhoogste kennis, omdat het ons toestaat om een persoonlijke relatie met de Allerhoogste Heer Krishna te stichten. Teneinde deze persoonlijke relatie correct te stichten in de beginstadia, is het noodzakelijk voor ons om alles eerst aan de spirituele meester te offeren, die dan vervolgens voor ons de offerande aan Heer Krishna maakt. Dit is omdat de geestelijk leraar al een relatie met Heer Krishna heeft die hij ontvangen heeft van zijn geestelijk leraar in de geestelijke erfopvolging, en het is hij die onze bhakti-relatie met Heer Krishna in toegewijde dienst tot stand brengt, ook de geautoriseerde lijn van geestelijke erfopvolging volgend.
Bhakti is extreem moeilijk te verkrijgen in het leven omdat het ook vereist dat we wat sukriti of vrome verdienste uit een vorige geboorte hebben. Zonder vrome verdienste uit spirituele activiteiten verricht in een vorige geboorte is het niet mogelijk om het platform van liefdevolle toegewijde dienst te verkrijgen in dit leven. Maar door de genade van Heer Krishna via het vermogen van de spirituele meester in directe geestelijke erfopvolging van Hem, die ook van vrome verdienste afstammend van een vorig leven en de genade van de Vaisnava toegewijden van Heer Krishna afkomstig is, zal zuivere devotionele bhakti zich zeker in ons manifesteren.
Zoals de Ganga rivier neerdaalt vanuit het Himalaya-gebergte en op natuurlijke wijze naar de ocean stroomt zonder er special moeite voor te doen, willen wij dat onze bhakti op dezelfde manier op natuurlijke wijze zonder moeite van onze harten naar Heer Krishna stroomt.
Er zijn twee verschillende processen binnen deze negen soorten bhakti:
1) vaidhi-bhakti –toewijding waarbij men strikt de regels en bepalingen volgt
2) raganuga-bhakti –spontane, liefdevolle toewijding vanuit het hart
Toewijding werkt op deze twee manieren en we moeten ze altijd allebei volgen. Extern moeten we vaidhi-bhakti verrichten in toegewijde dienst, daarbij nauwlettend alle regels en bepalingen voorgeschreven door sastra volgend terwijl we intern raganuga-bhakti in toegewijde dienst zullen verrichten in onze geest en hart op zovele sublieme en schitterende manieren. Met tranen die uit onze ogen stromen vanwege gevoelens van gescheidenheid van de aanwezigheid van Heer Krishna, zouden we ons hart moeten voorstellen als een prachtige geurige bloem en die bloem via onze geest en harten aan de lotusvoeten van Heer Krishna moeten offeren.
Iemand die opgaat in raganuga-bhakti dient toegewijde dienst op deze manier te verrichten. Overmand door een grote gemoedsgesteldheid van gescheidenheid van Heer Krishna terwijl we het gecentraliseerde verlangen hebben om ons voor eeuwig met Hem te verenigen, zouden we alle realisaties in onze harten in de vorm van bloemen moeten zien en, ze allemaal verzamelend, deze prachtige realisaties aaneenrijgen net zoals een bloemenketting en ze nederig aan de lotusvoeten van Heer Krishna offeren.
Groot enthousiasme en gretigheid om de associatie van Heer Krishna te hebben is een noodzakelijke voorwaarde voor het verkrijgen van bhakti. Dit wordt uitgedrukt in het horen en verheerlijken van de Allerhoogste Heer en wordt ook verder onderverdeeld in twee types:
1) nisthata-bhakti-toewijding verricht met vastberaden geloof
2) anisthata-bhakti-toewijding verricht zonder vastberaden geloof
Hoewel we begonnen zijn met het beoefenen van bhakti is ons geloof nog niet resoluut. Dus moeten we er naar streven om nistha of standvastig, resoluut geloof te bereiken. Vervolgens, nadat we nistha hebben bereikt en aanvangen met onze beoefening van bhakti, moeten we ook de vier soorten anartha’s transcenderen. Deze zijn:
1) bhaktyottha-reacties die voortkomen uit onvolmaakte dienst
2) duskrtottha-reacties die voortkomen uit voorgaande vroomheid
3) sukrtottha-reacties die voortkomen uit voorgaande zondes
4) aparadhottha-reacties die voortkomen uit overtredingen tijdens het chanten
Maar, er is nog een reactie die meer vernietigend is dan alle andere bij elkaar en voor deze reactie moeten we ons onophoudelijk hoeden of onze bhakti zal geruïneerd zijn:
1) Vaisnava aparadha-de volkomen vernietigende en totaal verwoestende reactie van een overtreding die men bewust of onbewust begaat tegen een Vaisnava toegewijde van de Allerhoogste Heer Krishna.
Ik verzoek jullie nu allemaal dringend met het volste mededogen om zeer, zeer waakzaam te zijn voor het bewust begaan van iedere soort overtreding of welke dan ook, via gedachten, woord of daad tegen een Vaisnava toegewijde van de Allerhoogste Heer Krishna, want het zal zeker al je kansen om vooruitgang te boeken in het spirituele leven vernietigen, al je mogelijkheden vanaf de wortel verwoestend. Dus wees zelfs in je dromen op je hoede voor deze meest gruwelijke van overtredingen die bekend staat als Vaisnava aparadha.
Door er zeer bedacht op te zijn om Vaisnava aparadha te vermijden en de vier anartha’s te neutraliseren, zal onze nistha of geloof resoluut worden en dan kunnen we beginnen met het boeken van vooruitgang in onze bhakti. Uit nistha komt ruci of inspiratie waar we genoegen beginnen te scheppen in onze devotie, en uit ruci komt asakti of gehechtheid waar we onze toewijding onder geen beding kunnen opgeven.
We dienen vastberaden geloof en volledige gehechtheid te hebben in onze toewijding en ook tot het doel van onze toewijding, wat Heer Krishna is. Wanneer onze inspiratie een bepaald niveau van verworvenheid bereikt, zal het volgroeien in deze beide en dan zal door de genade van de geestelijk leraar en Heer Krishna ons hart nooit afwijken. Dit alles valt ook onder het advies van mad-bhakto ‘word Mijn toegewijde’.
Nadat Arjuna had nagedacht over deze tweede instructie en de situatie op het slagveld had overwogen, concludeerde hij dat het ook erg moeilijk zou zijn voor hem om zich op deze manier bezig te houden met toegewijde dienst en het advies van mad-bhakto te volgen terwijl hij een oorlog aan het voeren was, en dus verzocht hij Heer Krishna nederig om hem een methode van verlossing te geven die nog eenvoudiger en gemakkelijker was.
Mad-Yaji
Toen Heer Krishna zag dat Arjuna nog steeds iets eenvoudigers nodig had, opperde Hij mad-yaji ‘stem Me gunstig’. Yaji verwijst naar yajna of het gunstig stemmen middels het verrichten van ascese als offerande aan de Allerhoogste Heer Krishna. Zelfs als men nog geen echte liefde voor Heer Krishna heeft ontwikkeld kan men nog steeds wat matiging aan de dag leggen in offerande, mits men tenminste een klein beetje geloof heeft. Deze ascese of matiging is het medicijn en de behandeling om ons direct los te maken van gehechtheden en onze materiële verwikkeling te temperen.
Wanneer men honger heeft en dorstig is, zal de smaak van voedsel en zelfs water heerlijk zijn. Voedsel zal alleen voldoening schenken in hoeverre men honger heeft. Als men geen honger heeft zal zelfs verrukkelijk voedsel ons niet plezieren en er zal geen voldoening zijn. Maar als we wel honger hebben, dan zal zelfs oud en niet vers voedsel heerlijk lijken te zijn en ons voldoening schenken. Evenzo, als er geen toewijding in onze activiteiten zit, dan zullen ze niet aantrekkelijk zijn voor Heer Krishna en zal Hij niet vergenoegd zijn door onze individuele acties.
Heer Krishna onthult dat als iemand Hem simpelweg met toewijding een blad, een bloem, een vrucht of zelfs water aan Hem offert, Hij deze zal accepteren en Hij zal altijd de liefde die we voor Hem hebben in onze harten accepteren. Dus, sla door op deze manier het pad van toewijding te volgen deze liefde als een schatkist op in je hart en offer altijd alles wat je doet aan Heer Krishna.
In de Vedische geschriften staat geschreven dat de ultieme realiteit voor alle levende wezens in het leven is om zuivere, onvermengde, liefdevolle toewijding voor de Allerhoogste Heer Krishna te ontwikkelen. Deze toewijding moet vrij zijn van iedere dubbelhartigheid of heimelijke motivatie en men moet zich er consistent en zonder onderbreking mee bezig houden om het zelf volledig voldaan te stemmen.
Het is de Allerhoogste Heer Krishna die we nederig moeten leren tevreden te stellen. Net zoals een liefdevolle echtgenote haar liefhebbende man altijd op iedere mogelijke manier probeert te plezieren door alles wat ze doet, zo ook dienen wij altijd te trachten Heer Krishna op alle mogelijke manieren te plezieren in alles wat we doen. Als Heer Krishna tevreden is dan zijn we geslaagd in het activeren van onze eeuwige relatie met Hem, is het doel van het menselijke bestaan bereikt en zijn onze levens 100% succesvol geworden.
Er is een prachtig verhaal dat het gevoel van aanbidding in toewijding illustreert dat we nu aan jullie zullen vertellen. Er was eens een brahmana die overdreven beïnvloed werd door jnana oftewel analytische redenering bij het verrichten van zijn aanbidding van de beeldgedaante van Heer Krishna. Ooit, toen hij voor een dag moest reizen, riep hij liefdevol zijn zoon bij zich en gaf hem de opdracht om de beeldgedaante van Heer Krishna te baden, kleden en voeden terwijl hij weg was. De jongen had nog niet al de juiste mantra’s geleerd, maar hij had er veel geloof in dat de aanwezigheid van Heer Krishna zich in de beeldgedaante manifesteert en had er veel respect voor. Die dag bereidde zijn moeder het voedsel en de zoon plaatste een geurig bloemblaadje op de zitplaats waar Heer Krishna was uitgenodigd om te eten terwijl hij het voedsel het ten overstaan van de beeldgedaante bracht. Vervolgens, na zorgvuldig een Tulasi-blaadje op elke bereiding te hebben geplaatst, verzocht hij Heer Krishna nederig met gevouwen handen en gebogen hoofd om alstublieft de voedselofferandes te aanvaarden.
De jongen zag onmiddellijk dat er geen voedsel werd gegeten door Heer Krishna en dus verontschuldigde hij zich aan Hem dat hij niet alle juiste mantra’s kende en smeekte Hem om niettemin toch alstublieft Zijn voedsel te eten. Na een poosje, toen hij zag dat het voedsel nog steeds niet opgegeten was, zei hij tegen Heer Krishna dat het niet zijn schuld was dat zijn vader hem niet alle juiste mantra’s had geleerd. Hij vroeg aan Heer Krishna: “Zult U het alleen daarom nalaten om te eten? Oké, als U niet eet, dan zal ik ook niet eten. Ik zal samen met U vasten totdat U besluit om deze offerande te accepteren.” Nog steeds bleef het voedsel onaangeraakt op het bord. Dus zei de jongen tegen Heer Krishna: “Oké, als U niet wil eten dan zal ik nu onmiddellijk gaan slapen zonder te eten of zelfs maar te drinken. Toen Hij deze klagende woorden van de jongen hoorde, kon Heer Krishna Zich niet langer in bedwang houden en sprong uit mededogen van het altaar, nam plaats op de zitplek en at tevreden al het voedsel dat op het bord lag voordat Hij Zijn plek op het altaar weer innam, net zoals voorheen.
Toen de jongen terugkeerde met het lege bord, vroeg zijn moeder waar al het voedsel was. De jongen zei dat het hem grote moeite had gekost om het uiteindelijk voor elkaar te krijgen om Heer Krishna alle offerandes op te laten eten. Zijn moeder was verbaasd en vroeg, “hoe is het mogelijk?” de jongen zei, “Heer Krishna heeft alles opgegeten moeder.” Zijn moeder was aan het denken en zei, “Nu zullen we hongerig naar bed moeten gaan omdat er geen eten meer over is.”
Toen de brahmana de volgende ochtend terugkeerde, zei zijn vroiuw tegen hem dat ze afgelopen nacht hongerig naar bed moesten gaan omdat Heer Krishna al het voedsel dat was geofferd had opgegeten. De brahmana was verbijsterd en antwoordde, “Hoe kan dat nou?” Nadat hij er verder over na had gedacht kwam hij tot de conclusie dat er op een of andere manier een dier binnen moest zijn gekomen en al het voedsel op had gegeten. Maar de zoon zei tegen zijn vader dat dit niet het geval was omdat hij Heer Krishna al het voedsel had zien eten. Na er een poosje verder over na te hebben gedacht gaf de brahmana zijn zoon de opdracht om het voedsel weer te offeren die dag, en buiten het medeweten van zijn zoon verschuilde hij zichzelf zodat hij kon zien of Heer Krishna de offerande echt aan het opeten was of niet.
De jongen kwam binnen en plaatste een geurig bloemblaadje op de zitplaats waar Heer Krishna werd uitgenodigd om te eten en begon, na zorgvuldig een Tulasi-blaadje op iedere voedselbereiding te plaatsen, een klein belletje te rinkelen en het voedsel aan Heer Krishna te offeren. Toen de Heer niet onmiddellijk begon te eten, vroeg de jongen, “Waarom eet U niet? U moet Uw eten opeten. Wat is er gebeurd? Is het voedsel niet op de juiste wijze bereid?” Met een zachte stem zei Heer Krishna, “Vandaag is jouw vader zich hier aan het verschuilen.” De jongen antwoordde, “Waar is mijn vader zich aan het verstoppen?” Heer Krishna zei, “Daar, achter het gordijn. Dat is waarom Ik niet aan het eten ben.” De jongen antwoordde, “Maar U moet Uw voedsel toch eten, want het is nu tijd en ik zal erg ongelukkig zijn als U niet eet.” Heer Krishna zei tegen de jongen dat hij simpelweg naar zijn vader moest gaan en hem aan moest raken. De jongen deed dat, en slechts door de aanraking van zijn zoon, kwam het zuivere gevoel en vastberaden geloof dat de jongen in Heer Krishna had in de vader op en kon de vader ook zien dat Heer Krishna daadwerkelijk het voedsel aan het nemen was.
Dus, dit verhaal illustreert de noodzakelijkheid van het juiste gevoel om aanbidding van Heer Krishna te verrichten. Aankleden, koken, voeden zijn allemaal inbegrepen bij aanbidding samen met chanten, zingen en verheerlijking. Als er niet zo’n gevoel en niet zo’n geloof is, dan heeft men niet de kwalificatie voor aanbidding en dus kan hun aanbidding wel of niet geaccepteerd worden, maar met resoluut geloof zal onze aanbidding niet alleen zeker geaccepteerd worden, maar zal het ook beantwoord worden.
Arjuna dacht na over de suggestie van mad-yaji ‘stem Me gunstig’ en concludeerde toen dat het ook niet mogelijk was voor hem om dit ten uitvoer te brengen op het slagveld, en dus smeekte hij Heer Krishna een nog simpelere manier.
Mam Namaskuru
Heer Krishna was er van op de hoogte dat Arjuna nog steeds iets makkelijkers nodig had en verzocht hem om op z’n minst: mam namaskuru ‘breng slechts nederige eerbetuigingen aan Mij’, te doen. Wat Heer Krishna hier onthult is dat we onze eerbetuigingen dienen te brengen zonder dat er vals ego bij zit. Wat is het vals ego? Het vals ego is het “Ik ben” syndroom. Denkend, ‘Ik ben een man’. Denkend, ‘Ik ben een vrouw’. Denkend, ‘Ik ben jong’. Denkend, ‘Ik ben oud’. Denkend, ‘Ik ben gelukkig’. Denkend, ‘Ik ben droevig’. Denkend, ‘Ik ben dit’. Denkend, ‘Ik ben dat’. Dit is onze volledig valse identicatie met het fysieke lichaam. Want in werkelijkheid zijn we allemaal eeuwige spirituele wezens. Dus dienen we onze nederige eerbetuigingen te brengen aan Heer Krishna met de realisatie dat we allemaal zuivere, eeuwige spirituele wezens zijn.
Terwijl we deze instructie ter harte nemen dienen we op deze manier eerbetuigingen te brengen aan Heer Krishna. Want ieder levend wezen dat op deze manier zelfs maar één keer in hun leven eerbetuigingen brengt aan Heer Krishna is verlost van het materiële bestaan. Het is alsof men in een eindeloze ocean van water (waarmee het materiële bestaan overeenkomt) is gesprongen, en dat men zich, wanneer men een keer terugkijkt, realiseert dat ze hem al hebben overgestoken. Dit is wat zelfs maar één eerbetuiging aan de Allerhoogste Heer Krishna oplevert. In de Vedische geschriften wordt verklaard dat iemand die tien van de meest verheven soorten boetedoening en matiging van offerande heeft verricht weer geboorte zal nemen; maar iemand die slechts één keer nederige eerbetuigingen heeft gebracht aan Heer Krishna neemt nooit meer geboorte.
Wat betekent dit precies? Het betekent dat wanneer men ook maar één keer eerbetuiging offert aan Heer Krishna, ze nooit meer de kringloop van geboorte en dood zullen betreden. Men zal niet gedwongen worden om een andere schoot binnen te gaan van een moeder om 9 maanden lang weg te kwijnen totdat men geboren wordt als men zelfs maar eenmaal eerbetuiging heeft gebracht aan Heer Krishna met exclusieve overgave. Dit is de werkelijke betekenis van Heer Krishna die verzoekt: mam-namaskuru ‘Breng Me slechts nederig eerbetuigingen’, en Arjuna, zich realiserend dat hij aan dit laatste verzoek kon voldoen, offerde honderden eerbetuigingen aan Heer Krishna.
Srila Baladeva Vidyabhusana, een verheven Vaisnava acarya in de Brahma Madhva geestelijke erfopvolging, schreef een glorieus commentaar genaamd ‘Gita Govinda’ op de Vedanta Sutra door Vyasadeva, en heeft uitvoerig beschreven wie er gekwalificeerd zijn om de wijsheid van de Bhagavad-Gita te ontvangen:
1) degenen die van nature vroom en eerbiedig zijn
2) degenen die rechtvaardig zijn en oprecht dagelijks taken uit de geschriften volgen
3) degenen die hun zintuigen onder bedwang hebben
Degenen die geschikt zijn om de wijsheid van de Bhagavad-Gita te begrijpen moeten nederig genoeg zijn om moeten nederig genoeg zijn om een bonafide geestelijk leraar uit de geautoriseerde geestelijke erfopvolging te benaderen en moeten komen in het bezit van drie kwaliteiten:
1) pranipatena-onderdanigheid
2) pariprasnena-relevante navraag
3) sevaya-oprechte dienst
Heer Krishna heeft onthult dat iemand wiens hart niet gezuiverd is door matiging, iemand die zijn vals ego niet heeft opgegeven en iemand die nooit de geestelijk leraar en de Vaisnava’s heeft gediend, niet in aanmerking zal komen om de vertrouwelijke kennis die de Bhagavad-Gita bevat te begrijpen, hoe intelligent hij ook maar mag zijn.
Dus tot slot adviseert Heer Krishna man-mana-bhava ‘laat je hart en geest in Mij opgaan’ en op deze manier mad-bhakto ‘word Mijn toegewijde’ en dan mad-yaji ‘stem Me gunstig’ en dan mam namaskuru ‘breng slechts nederige eerbetuigingen aan Mij, altijd in gedachten houdend dat we niet onze fysieke lichamen zijn maar dat we eeuwig stralende en zuivere spirituele wezens zijn’.
Nu zijn al deze vier instructies harmonieus verenigd, en dit is het allergrootste geheim, de meest verborgen schat, de meest vertrouwelijke instructie van de Bhagavad-Gita. Als iemand ernstig en oprecht met groot geloof en liefde in een gemoed van nederigheid de instructies van dit enkele vers opvolgt terwijl men een willekeurige tak of alle takken van bhakti volgt met volledig overgave aan Heer Krishna, dan zullen zij door de oorzaakloze genade van de geestelijk leraar zeker de uitgestrekte oceaan van geboorte en dood in het materiële bestaan oversteken en eeuwig zuivere liefde en toewijding verkrijgen in de spirituele werelden in associatie met de Allerhoogste Heer Krishna.
Sanskriet
man-mana bhava mad-bhakto
mad-yaji mam namaskuru
mam evaisyasi satyam te
pratijane priyo’ si me
Vertaling
Laat je geest en hart in Me opgaan, word Mijn toegewijde, stem Me gunstig, geef Me slechts nederige eerbetuigingen en je zult zeker tot Me komen. Dit beloof Ik je in waarheid, omdat je Me zeer dierbaar bent.
Bhagavad-Gita, hoofdstuk 18, vers 65
Dit vers onthuld door Heer Krishna is de opperste openbaring binnen de Bhagavad-Gita. De Bhagavad-Gita is het erkende wondermiddel voor spirituele evolutie. De instructies in de Bhagavad-Gita leggen het fundament waarop we een paleis voor bhakti kunnen bouwen waarin we met grote liefde toewijding aan Heer Krishna kunnen verrichten. Deze meest heilige en vertrouwelijke kennis is het doel dat bereikt dient te woreden alsmede de essentie die verkregen dient te worden van de transcendentale Srimad Bhagavad-Gita van Heer Krishna!
Tridandiswami Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Sri Gaudiya Vedanta Samiti
Brahma Madhva Vaisnava Sampradaya