Srila Prabhupada-vandana
Nama om visnu-padaya krsna-presthaya bhutale
Srimate bhakti-siddhanta-sarasvatiti-namine
Sri-varsabhanavi-devi-dayitaya krpabdhaye
Krsna-sambandha-vijnana-dayine prabhave namah
Ik breng pranama aan om visnupada Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Gosvami Thakura Prabhupada, die Krishna zeer dierbaar is, zeer geliefd is bij Sri Varsabhanavi-devi Radhika, en die realisatie (sambandha-vijñana) schenkt van onze eeuwige relatie met Sri Radha en Krishna.
Madhuryojjvala-premadhya-sri-rupanuga-bhaktida-
Sri-gaura-karuna-sakti-vigrahaya namo’stu te
Keer op keer breng ik mijn eerbetuigingen aan Srila Sarasvati Thakura, die de genade-incarnatie is van Sri Gauranga Mahaprabhu (die op deze aarde neerdaalde om ujjvala-madhurya-rasa te schenken, volledige prema in de gemoedsstemming van amoureuze liefde), en die de belichaming is van de lijn van sri rupanuga- bhakti.
Namaste gaura-vani sri-murtaye dina-tarine
Rupanuga-viruddha’pasiddhanta-dhvanta-harine
Ik breng mijn eerbetuigingen aan Srila Sarasvati Thakura, die de belichaming is van het onderricht (vani) van Gauranga Mahaprabhu. U verlost de gevallen zielen en verdrijft de duisternis voortkomend uit verkeerde conclusies (apasiddhanta) die in strijd zijn (viruddha) met de leerstellingen zoals verkondigd door Srila Rupa Gosvami.
Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Gosvami Prabhupada verscheen in Jagannatha Puri op vrijdag 3 februari 1874, de dag van Krishna-pancami in de maand Magha.
Zijn vader en siksa-guru was de befaamde eeuwige toegewijde van Sriman Mahaprabhu, Sri Bhaktivinoda Thakura. Bij zijn geboorte kreeg hij de naam Sri Vimala Prasada. Van jongs af aan was hij een buitengewone geleerde, een spiritueel genie en van onberispelijk gedrag.
Omdat Bhaktivinoda Thakura een districtsmagistraat was, werd hij voortdurend overgeplaatst, maar hij droeg altijd de Bhakti-rasamrta-sindhu en het Caitanya- caritamrta bij zich en legde ze uit aan zijn zoon. Prabhupada ontving zoveel onderricht van hem, maar we moeten begrijpen dat Prabhupada een eeuwig bevrijde ziel is; er was niemand in de wereld zoals hij. Zonder onderwijs te krijgen op school of universiteit leerde hij alle onderwerpen zeer snel en werd een groot Sanskriet-geleerde. Zijn Engels was van zulk hoog niveau dat zelfs grote professoren in het Engels er niets van begrepen.
Op zeven- of achtjarige leeftijd begon Prabhupada een Deity te vereren van Kurma- deva, en Bhaktivinoda Thakura gaf hem de maha-mantra en andere mantra’s voor zijn puja. Toen hij achttien was gaven alle astronomie-geleerden in Bengalen hem de titel ‘Sarasvati’. Daarna ging hij naar de universiteit, maar ruziede met de professoren door te zeggen: “Moet ik van jullie leren, of moet ik jullie onderwijzen?”
Toen hij zijn studie afbrak, werden Bhaktivinoda Thakura en andere familieleden bezorgd, en brachten ze hem naar Puri waar hij begon te studeren in Satasana Asrama, waar Svarupa Damodara en Raghunatha dasa Gosvami gewoond hadden.
Daar begon Prabhupada lezingen te geven uit het Caitanya-caritamrta. Er waren daar wat babaji’s die zichzelf als rasika beschouwden, en toen ze Prabhupada’s uitleggingen hoorden werden ze hem vijandig gezind. Toen Bhaktivinoda Thakura dit zag, haalde hij hem weg van daar en liet hem beginnen met het onderwijzen van de zoon van de koning van Tripura.
Prabhupada had een uitgebreide bibliotheek met Vaisnava-geschriften, en omdat hij deze van A tot Z had doorgelezen, begon hij de zoon van de koning zodanig te onderwijzen dat de jongen een japa-mala aannam en tilaka begon te dragen. Hij raakte onthecht van de wereld en geleidelijk aan had hij alleen nog maar belangstelling voor het horen van hari-katha. Toen de koningin dit zag, raakte ze erg geïrriteerd en zei tegen de koning: “Deze jongen is straks niets meer waard! Wat zal er gebeuren wanneer jij overleden bent? Wie zal er offerandes brengen aan onze zielen in het hiernamaals? Hij zal een wereldverzaker worden, en alles zal te gronde gaan! Probeer deze onderwijzer snel kwijt te raken! Geef hem vierhonderd roepies om weg te gaanwe hebben geen geld nodig, maar wel een zoon!” De koning benaderde Bhaktivinoda Thakura en bood hem het geld aan, maar zonder het aan te nemen gingen ze daar weg.
Toen begon Bhaktivinoda Thakura een homeopathische winkel. Toen de winkel geen succes was, dacht hij: “Ik ben er toch niet voor bestemd om een winkel te hebben”, en hij ging heen en kocht een stuk land in Mayapura. Nadat hij de geboorteplaats van Mahaprabhu had vastgesteld, installeerde hij daar de Deity’s van Gaura, Visnupriya, en Laksmipriya, evenals kleine Radha-Krishna murti’s.
Na het heengaan van Bhaktivinoda Thakura was Prabhupada vastbesloten om de Navadvipa-dhama parikrama te volgen die zijn vader had beschreven, en om mensen aan te trekken nodigde hij grote kirtana-beoefenaars uit om eraan deel te nemen. Hij zette een grote tent op, duizenden mensen kwamen voor de parikrama, en daar nam de katha van suddha-bhagavad-bhakti een aanvang.
In 1918 trad hij toe tot de onthechte levensorde (sannyasa) en stond vanaf nu bekend als parivrajakacarya Sri Bhaktisiddhanta Sarasvati. Zijn diksa-guru was de zeer vereerbare Srimad Gaurakisora dasa Babaji Maharaja.
Langzaamaan traden er gekwalificeerde jongeren van slechts zestien, zeventien en achttien jaar naar voren, en Prabhupada maakte brahmacari’s en sannyasi’s van ze. Met groot gemak was hij in staat om ze op te leiden, terwijl degenen die ouder waren dan vijftig niets nieuws geleerd kon worden, als oude papegaaien.
De traditie van tridandi-sannyasa werd ingesteld, en het resultaat daarvan is dat heden de naam en filosofie van Caitanya Mahaprabhu vol energie gepredikt worden. Binnen elf jaar, van 1926-1937, verbreidde het prediken zich overal, maar daarvoor werd er zoveel tijd besteed aan het leggen van de basis. Prabhupada publiceerde vele tijdschriften dagbladen, weekbladen, en maandbladen in het Sanskriet, Bengali, Hindi, Orissan, Engels en Assami, en moeiteloos plukken we allemaal de vruchten van zijn inspanningen.
Met grote moeite vestigde hij de Gaudiya-lijn op strikte wijze, en zijn predik- campagne ging gepaard met zoveel problemen dat we ze ons niet eens kunnen voorstellen. Prabhupada’s prediking riep toentertijd zoveel weerstand op dat het zijn discipelen niet eens toegestaan was om de mandira’s in Vrindavana of Navadvipa te betreden.
Prabhupada begon de klimrank van devotie te cultiveren door alle overbodige takken en zijtakken te snoeien. Hoe? Allereerst herzag hij de guru-parampara. Hij zei dat we van de lijn van Mahaprabhu waren, en verwijderde de namen van degenen die niet volledig vervolmaakt waren.
Op dat moment hadden sommigen zich afgesplitst in de lijnen van Nityananda Prabhu, Advaita Acarya, Gadadhara Pandita, Vakresvara Pandita, Lokanatha Gosvami en anderen, maar Prabhupada zei: “Wij aanvaarden in onze lijn degenen die volledig vervolmaakte zielen zijn, die de juiste siddhanta kennen, en die rasika zijn, waar ze zich ook bevinden.” Op die manier konden alle verschillende lijnen in onze parampara wel ergens een plaats krijgen.
Er zijn zoveel lijnen van geestelijk leraren, maar Prabhupada zei dat we de guru- parampara erkennen, en niet de opeenvolging van leraren. De guru-parampara bestaat louter uit degenen die bhagavat-guru’s waren, zelfs al namen ze geen discipelen aan en zijn er dus geen rechtstreekse opvolgers van hen. Sommigen onder hen hebben misschien helemaal geen discipelen geïnitieerd, maar toch zijn het jagad-guru’s. Op deze manier gaarde hij, met alles-doordringende visie, alle mahajana’s bijeen en creëerde zo datgene wat bekendstaat als de bhagavat- parampara of guru-parampara.
In Sriman Mahaprabhu’s geboorteplaats, Sri Dhama Mayapura, vestigde hij zijn oorspronkelijke kloostergemeenschap (matha), de Sri Caitanya Matha. Daarna stichtte hij nog eens zo’n vierenzestig matha’s in Bengalen, Bihar, Orissa, Madras, Mumbai, Delhi, Uttar Pradesh en over heel India.
Hij reisde met groot enthousiasme door heel India om suddha-bhakti te prediken en inspireerde anderen om hetzelfde te doen. Door het uitgeven van zijn eigen devotionele boeken en tijdschriften evenals Upanisads, Purana’s, de Brahma-sutra, het Srimad-Bhagavatam, de Bhagavad-gita, de boeken van de Gosvami’s en gezaghebbende werken van de vier sampradaya’s, breidde hij de enorme schat aan devotionele Sri Gaudiya-literatuur nog verder uit. De wereld zal deze grote persoonlijkheid eeuwig dank verschuldigd blijven.
In het begin van 1936 begon Srila Prabhupada’s gezondheid te verslechteren. Desondanks opende hij in dat jaar een bovenzinnelijke tentoonstelling in Prayag, sprak overvloedige hari-katha te Srivas Angan in Mayapura ter gelegenheid van Sri Vyasapuja, opende hij de Sri Suvarna Vihara Matha en installeerde Sri Vigraha in Suvarnavihara, liet zijn hari-katha neerregenen in de Sri Brahma Gaudiya Matha te Alalanatha ter gelegenheid van Nrsimha Caturdasi, en volgde purusottama-vrata in Purusottama Dhama.
Daarna keerde hij terug naar de Calcutta-matha. In die periode zei hij vaak tegen iedereen: “Jullie moeten je allemaal serieus op je bhajana toeleggen; mij resten niet veel dagen meer.” Vroeg in de ochtend dat hij het aprakata-lila binnenging, gaf hij Tridandisvami Srimad Bhaktiraksaka Sridhara Maharaja de opdracht de kirtana ‘Sri Rupa Manjari Pada’ te zingen. Srila Prabhupada prees Sripad Narahari Sevavigraha Brahmacari Prabhu, en vertelde al zijn discipelen dat ze net zo oprecht als hij moesten zijn, en dat ze zich aan hari-bhajana moesten wijden zonder andere verlangens te koesteren. Toen gaf hij zijn laatste instructies aan de aanwezige discipelen:
“Ik heb iedereen aangemoedigd om bhajana te beoefenen en tegenover al het andere onverschillig te zijn. Om deze reden zijn sommigen ontevreden over mij. Maar op een dag zullen ze zeker begrijpen dat ik dit alleen maar gezegd heb voor het welzijn van de wereld.
Jullie moeten allemaal met groot enthousiasme gezamenlijk de mano ‘bhista hari- katha (de hari-katha die het diepste hartsverlangen belichaamt) van Sri Rupa Gosvami en Sri Ragunatha dasa Gosvami prediken. Ons doel en hoogste streven is het stof van de lotusvoeten van de Vaisnava’s in de lijn van Sri Rupa Gosvami.
Jullie moeten samen blijven onder de leiding van de asraya-vigraha (Gurudeva) om de transcendentale zinnen te plezieren van advaya-jñana-para- tattva Sri Radha-Krishna Yugala. Jullie moeten vastberaden voortgaan op het pad van hari-bhajana en jullie leven in deze materiële wereld slechts instandhouden omwille van hari-katha.
Geef je hari-bhajana nooit op, zelfs niet in de allermoeilijkste omstandigheden van laster, ontelbare calamiteiten en beledigingen. Raak niet ontmoedigd als je ziet dat de meeste mensen in de wereld het idee van zuivere dienst aan Krishna niet aanvaarden. Geef nooit je bhajana op, je horen en chanten van hari-katha, wat alles voor je is. Ga altijd door met het beoefenen van hari-kirtana in de staat van trinad-api sunicena, nederiger dan een grasspriet en verdraagzamer dan een boom.”
Na deze laatste instructies te hebben gegeven, ging Varsabhanavi-dayita dasa Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Gosvami Prabhupada, de beste onder de volgelingen van Svarupa Damodara en Rupa Gosvami, en Srimati Radhika’s Nayanamani, in het laatste deel van de nacht van 31 december 1936 het nisanta-lila van Sri Radha- Govinda binnen.