4 Redenen voor Mahaprabhu’s komst
1ste Interne reden was om Zichzelf te proeven unnatta ujjvala (hoogste, briljant schijnende) rasa.
2de Interne reden om het luide geroep van Sri Advaita Acarya te beantwoorden.
Dit is duidelijk geschreven (door Srila Rupa Goswami) in het 4de vers Adi Lila Hoofdstuk.1 van C.C.
anarpita-carīṁ cirāt karuṇayāvatīrṇaḥ kalau
samarpayitum unnatojjvala-rasāṁ sva-bhakti-śriyam
hariḥ puraṭa-sundara-dyuti-kadamba-sandīpitaḥ
sadā hṛdaya-kandare sphuratu vaḥ śacī-nandanaḥ
anarpita—niet begiftigd; carīm—voorheen geweest zijnde; cirāt—voor een lange tijd; karuṇayā—door grondeloze genade; avatīrṇaḥ—neergedaald; kalau—in het Tijdperk van Kali; samarpayitum—om te begiftigen; unnata—verheven; ujjvala-rasām—de conjugale luim; sva-bhakti—van Zijn eigen dienst; śriyam—de schat; hariḥ—de Allerhoogste Heer; puraṭa—dan goud; sundara—mooier; dyuti—van glorie; kadamba—met een veelvoud; sandīpitaḥ—verlicht; sadā—altijd; hṛdaya-kandare—in de holte van het hart; sphuratu—laat Hem geopenbaard zijn; vaḥ—uw; śacī-nandanaḥ—de zoon van moeder Śacī.
Moge die Heer, die bekend staat als de zoon van Śrīmatī Śacī-devī, transcendentaal gesituteerd zijn in diepste kamers van je hart. Schitterend met de glans van gesmolten goud, is Hij verschenen in het Tijdperk van Kali door Zijn grondeloze genade om dat te schenken wat voor een zeer lange tijd niet gegeven is — manjarī bhāva, de dienst van Śrīmatī Rādhikā als Haar vertrouwelijke dienstmeisje.
Dit zijn de Interne redenen.
************
Nu, de externe
1ste externe reden is om dienst aan dit gemoed te schenken aan alle jiva’s (sva-bhakti-sriyam) wat dienst is (manjari bhava) aan Krsna’s eigen (sva) bhakti (Sri Radha
2de externe reden om de Yuga dharma van nama sankirtan in te stellen.
Dit is waarom Hij naar deze wereld kwam…
Het volgende vers, door Srila Krsna dasa Kaviraja, is Mahaprabhu’s identiteit (CC.Adi Lila 1.5)
rādhā kṛṣṇa-praṇaya-vikṛtir hlādinī śaktir asmād
ekātmānāv api bhuvi purā deha-bhedaṁ gatau tau
caitanyākhyaṁ prakaṭam adhunā tad-dvayaṁ caikyam āptaṁ
rādhā-bhāva-dyuti-suvalitaṁ naumi kṛṣṇa-svarūpam
rādhā—Śrīmatī Rādhārāṇī; kṛṣṇa—van Heer Kṛṣṇa; praṇaya—van liefde; vikṛtiḥ—de transformatie; hlādinī śaktiḥ—pleziervermogen; asmāt—van dit; eka-ātmānau—beiden hetzelfde qua identiteit; api—hoewel; bhuvi—op aarde; purā—van beginloze tijd; deha-bhedam—afzonderlijke gedaantes; gatau—verkregen; tau— die twee; caitanya-ākhyam—bekend als Śrī Caitanya; prakaṭam—manifesteren; adhunā—nu; tat-dvayam—14 beide van Hen; ca—en; aikyam—eenheid; āptam—verkregen; rādhā—van Śrīmatī Rādhārāṇī; bhāva—gemoed; dyuti—de luister; su-valitam—die getooid gaat met; naumi—ik breng mijn eerbetuigingen; kṛṣṇa-svarūpam—aan Hij die identiek is aan Śrī Kṛṣṇa.
‘De liefdesavonturen van Śrī Rādhā en Kṛṣṇa zijn transcendentale manifestaties van het interne plezierschenkende vermogen van de Heer. Hoewel Rādhā en Kṛṣṇa een zijn in Hun identiteit, hebben Zij Zich eeuwig afgescheiden van elkaar. Nu hebben deze twee transcendentale identiteiten zich weer verenigd, in de vorm van Śrī Kṛṣṇa Caitanya. Ik buig neer voor Hem, die Zichzelf gemanifesteerd heeft met het sentiment en de huidskleur van Śrīmatī Rādhārāṇī hoewel Hij Kṛṣṇa Zelf is.’ Mahaprabhu is niemand anders dan Sri Krsna Zelf. Eerst manifesteerde Radha uit Zijn linkerzijde. Ze zijn een ziel. Nu zijn ze weer een geworden als Sri Mahaprabhu.
************
3 verlangens die Mahaprabhu wilde vervullen
Het volgende vers uit CC. onthult dit speciale geheim.
śrī-rādhāyāḥ praṇaya-mahimā kīdṛśo vānayaivāsvādyo
yenādbhuta-madhurimā kīdṛśo vā madīyaḥ
saukhyaṁ cāsyā mad-anubhavataḥ kīdṛśaṁ veti lobhāt
tad-bhāvāḍhyaḥ samajani śacī-garbha-sindhau harīnduḥ
(CC. Ādi Lila 1 Tekst 6)
śrī-rādhāyāḥ—van Śrīmatī Rādhārāṇī; praṇaya-mahimā—de grootheid van de liefde; kīdṛśaḥ—van welke soort; vā—of; anayā—door deze (Rādhā); eva—alleen; āsvādyaḥ—genoten te worden; yena—door die liefde; adbhuta-madhurimā—de geweldige zoetheid; kīdṛśaḥ— van welke soort; vā—of; madīyaḥ—van Mij; saukhyam—het geluk; ca—en; asyāḥ— Haar; mat-anubhavataḥ—van realisatie van Mijn zoetheid; kīdṛśam—van welke soort; vā—of; iti—aldus; lobhāt—van het verlangen; tat—Haar; bhāva-āḍhyaḥ—rijkelijk begiftigd met emoties; samajani—nam geboorte; śacī-garbha—uit de schoot van Śrīmatī Śacī-devī; sindhau—in de oceaan; hari—Heer Kṛṣṇa; induḥ—als de maan.
1) Verlangend de glorie (mahima) van Rādhārāṇī’s liefde te begrijpen,
2) The wonderbaarlijke, verbluffende kwaliteiten (ādbhuta-madhurimā) in Hem waar Zij alleen van geniet door Haar liefde,
3) en het geluk (saukhyaṁ) dat Zij voelt wanneer Ze zich de zoetheid (madanubhavataḥ) van Zijn liefde voor Haar realiseert,
De Allerhoogste Heer Hari, rijkelijk begiftigd met Haar emoties, verscheen uit de schoot van Śrīmatī Śacī-devī, zoals de moon uit de oceaan verscheen.
Dus voor ons om te begrijpen en te trachten deze 4 redenen voor Zijn nederdaling en Zijn 3 opmerkelijke verlangens alleen te herinneren kunnen ons erg diep richting verbinding met Sri Caitanya Mahaprabhu dragen.
1) Wat is de Glorie van Radha’s liefde?
Prema Viccitya bij Prema Sarova.
1) Krsna is vol spirituele waarheid en vreugde maar Radha maakt Hem gek.
2) Kracht van Radha’s liefde overstelpt Krsna.
3) Radha Lerares en Krsna dansende pupil.
4) Welk plezier er is in Krsna, ervaart Radha vermenigvuldigd door 10 miljoen.
5) Krsna is het verblijf van tegenstrijdigheid. Radha is vol van gelijksoortige tegenstrijdigheden.
6) Radha’s liefde is allesdoordringend, zonder ruimte om toe te nemen; maar toch neemt het toe.
7) Niets is groter dan Haar liefde, en total verstoken van trots. (teken van grootheid)
(Krsna) “Mijn geest haast zich om Radha’s liefde te proeven”
2) Wonderbaarlijke eigenschappen in Hem waar Zij alleen van geniet
1) Alleen Radha proeft Krsna’s oneindige zoetheid door de kracht van Haar liefde.
2) Radha’s liefde is zuiver al seen spiegel, neemt ieder moment toe. Mijn zoetheid heeft geen ruimte om uit te breiden; toch schittert het ten overstain van die Spiegel in nieuwere en nieuwere schoonheid. Er is voortdurende wedijver tussen Mijn zoetheid en Radha’s liefde…… het neemt toe, geen nederlaag kennend.
3) Wie kan grotere zoetheid manifesteren dan Mij, nooit tevoren ervaren. Wanneer Ik deze zoetheid waarneem in een met juwelen ingelegde kolom, wil Ik er van genieten, zoals Radha dat doet.
4) Krsna trekt iedereen aan en brengt iedereen in vervoering; toch wordt Hij aangetrokken door Radha. Krsna’s leed is dat Hij niet van Zijn eigen schoonheid geniet.
3) Het Geluk dat Ze voelt door Zijn liefde
Rudha bhava—Gopi’s liefdesverlangen is louter om Krsna’s zintuigen te plezieren. Niet het geringste spatje van lust in de gopi’s. Zij gaven alles op.
na pāraye ‘haṁ niravadya-saṁyujāṁ
sva-sādhu-kṛtyaṁ vibudhāyuṣāpi vaḥ
yā mābhajan durjara-geha-śṛṅkhalāḥ
saṁvṛścya tad vaḥ pratiyātu sādhunā
(10.30.37)
na—niet; pāraye—ben in staat te maken; aham—Ik; niravadya-saṁyujām—aan degenen die volledig vrij zijn van bedrog; sva-sādhu-kṛtyam—gepaste compensatie; vibudha-āyuṣā—met een levensduur zolang als die van de goden; api—hoewel; vaḥ—aan jullie; yāḥ—die; mā—Me; abhajan—hebben aanbeden; durjara—moeilijk te overwinnen; geha-śṛṅkhalāḥ—de leibanden van het huishoudleven; saṁvṛścya—doorsnijdend; tat—dat; vaḥ—van jullie; pratiyātu—laat het teruggegeven worden; sādhunā—door de geode activiteit zelf.
1) Ik ben niet in staat om Mijn schuld voor jullie vlekkeloze dienst terug te betalen, zelfs niet binnen een levensduur zo lang als die van Brahmā.
2) Jullie connectie met Mij is onberispelijk.
3) Jullie hebben Mij aanbeden, daarbij alle huiselijke leibanden, die lastig te verbreken zijn, verbrekend.
4) Laat daarom alsjeblieft jullie eigen glorieuze daden jullie beloning zijn.
Toch is Radha de hoogste onder de gopi’s
anayārādhito nūnaṁ
bhagavān harir īśvaraḥ
yan no vihāya govindaḥ
prīto yām anayad rahaḥ
(S.B. 10.30.28)
anayā—door Haar; ārādhitaḥ—perfect aanbedenn; nūnam—zeker; bhagavan—de Persoonlijkheid Gods; hariḥ—Heer Kṛṣṇa; īśvaraḥ—de allerhoogste bestuurder; yat—voor zover; naḥ—ons; vihāya— afwijzend; govindaḥ—Heer Govinda; prītaḥ—geplezierd; yām—die; anayat—leidde; rahaḥ—naar een afgelegen plek.
Deze bepaalde gopi heeft zeker de almachtige Persoonlijkheid Gods, Govinda, perfect aanbeden, aangezien Hij zo geplezierd was met Haar dat Hij de rest van ons achterliet en Haar meenam naar een afgelegen plek.
Met dank aan Srila Gurudeva, Sripad BV Tridani Maharaja en Janaki Natha Das.