Wie ben je?
Een inleiding
TRIDANDISVAMI SRI SRIMAD BHAKTIVEDANTA NARAYANA MAHARAJA
Een lezing gehouden in Maleisië op 10 maart 2002
Oorspronkelijke titel: Who Are You?
Niemand is gelukkig
In onze Oud-Indiase Geschriften staat, dat niemand in deze wereld op zoek is naar het lijden. Iedereen verlangt volmaakt geluk en iedereen is dag en nacht in dit streven betrokken. We zien dat de wereldleiders sinds onheuglijke tijden alle mogelijke manieren hebben uitgedacht om gelukkig te worden; ze zijn echter niet in die pogingen geslaagd. Zij denken vooral dat rijkdom tot geluk leidt, maar tot op heden is niemand van rijkdom echt gelukkig geworden. Eerst ontdekten ze treinen, toen vliegtuigen en daarna het ene medicijn na het andere; tegenwoordig zijn het computers en andere nieuwe uitvindingen. Artsen kunnen tegenwoordig harten transplanteren, waarbij ze het hart van een dier in het lichaam van een mens plaatsen. Nadat de persoon is gestorven kunnen artsen zijn ogen verwijderen en aan iemand anders geven. Van de keuken tot het slagveld zijn we omringd door hoogontwikkelde medische wetenschap, vervoer en communicatie; en toch is niemand gelukkig. Het waren in feite degenen die in technologie en wetenschap het verst gevorderd zijn, die de symbolen van hun grootste rijkdom en nationale verdediging verwoest zagen worden – en ze vrezen dat ze nog meer kunnen verwachten. Dus niemand is echt gelukkig en niemand kan de dood ontlopen.
Hoewel we lijden denken we dat het uitstekend met ons gaat. We zijn als iemand die grote hoeveelheden alcohol heeft gedronken en in een goot vol afval en ontlasting is gevallen. Op hetzelfde moment denkt die persoon, ‘Ik ben de koning van dit alles’. Zijn gezicht wordt ‘gewassen’ door het ‘warme water’ van de urine van honden en toch denkt hij, ‘Ik ben gelukkig’. Hij is niet goed wijs en in zekere zin zijn wij precies hetzelfde.
Niemand in deze wereld zal ooit echt gelukkig worden en niemand zal ooit in staat zijn de dood tegen te houden. Toch bestaat er een transcendentale (bovenzinnelijke) wetenschap, die tot het stoppen van geboorte en dood leidt en tot het ervaren van blijvend geluk. Die wetenschap heet bhakti, zuivere toewijding aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. In bhakti komt blijvend geluk heel gemakkelijk naar je toe zonder er geld of erg veel energie in te hoeven steken. Sri Caitanya Mahaprabhu, de Allerhoogste, die naar deze wereld is afgedaald als Zijn eigen toegewijde,* ontdekte een proces dat heet ‘liefde en genegenheid voor alle levende wezens’.
Maar in deze wereld is het absurd te denken dat we van alle levende wezens kunnen houden. Als je bijvoorbeeld van een wilde tijger probeert te houden, zal hij je onmiddellijk aanvallen. Als je je liefde betoont aan een giftige slang zal hij je koelbloedig aanvallen en dodelijk bijten. Als je daarentegen de Allerhoogste kunt liefhebben, zal die liefde over alle wezens worden verdeeld en kunnen ze allemaal gelukkig worden. Dit is de ware ‘theorie van liefde en genegenheid’. In dat gebied van de liefde worden tijgers en beren kalm en rustig als je van ze houdt. Onze Rsi’s, grote heiligen uit het verleden, trokken naar zeer dichte oerwouden en leefden daar zonder door tijgers en andere wilde dieren te worden aangevallen. In onze geschriften staan voorbeelden hiervan, zoals Agasta Rsi, Narada Rsi, Dhruva Maharaja, Prahlada Maharaja, en vele anderen.
Hoe krijgen we die liefde en genegenheid voor de Allerhoogste Heer, waarbij we alle anderen kunnen liefhebben? In Kali-yuga, het tijdperk van ruzie en hypocrisie, is het enige proces het chanten van de heilige naam van de Heer en dit is heel gemakkelijk. Dit mag in elke taal worden gechant, door degenen die Engels speken, Maleis, Hindi, Sanskriet, Spaans, Chinees, enzovoort. Denk niet, dat er vele Goden zijn of dat God is verdeeld in vele onderdelen. Er is één God. De Chinezen kunnen zich tot diezelfde Allerhoogste Heer wenden als de Christenen, de Hindu’s en de Vaisnava’s (volgelingen van Visnu of Krsna). Hij is bijzonder mooi, betoverend, invloedrijk en genadig en Hij kan naar je toe komen en in iedere relatie met je spelen. Hij is niet zonder vorm of zonder gedaante. Dat idee is verkeerd.
Er staan drie letters in het woord ‘God’. De G staat voor Generator (ontwikkelaar), de O voor Operator (bestuurder, instandhouder) en de D voor Destructor (vernietiger). Iemand die hele universa kan maken kan niet vormloos of zonder attributen zijn. Zo iemand moet over alle soorten macht en vermogens beschikken. Alle vormen in deze wereld zijn van Hem afkomstig en daarom kan Hijzelf niet vormloos zijn. In de Bijbel staat geschreven, ‘God schiep de mens naar Zijn eigen beeld en gelijkenis’, en dit wordt ook in onze theístische devotie van de oude Veda’s bevestigd, ‘Wat Hij eerst was is Hij nu en Hij zal in de toekomst dezelfde zijn. Hij is immer bestaand en in de oude Sanskriete taal wordt Hij Brahma, Paramatma en Bhagavan genoemd. Brahma (de onpersoonlijke uitstraling van Zijn lichaam) en Paramatma (Zijn manifestatie als Superziel in het hart van alle wezens) zijn Zijn deelexpansies, maar het woord Bhagavan (de Allerhoogste Heer, die over alle vermogens en rijkdommen beschikt) is compleet. Alles is in Hem aanwezig. Hij is zo groot, dat volledige universa zich in Hem bevinden en tegelijkertijd is Hij zo klein, dat Hij in ieder atoom verblijft. Hij is
aanwezig in ieder gasatoom, in ieder vuuratoom en in ieder wateratoom. Hij is overal en Hij kan alles horen; dus wij moeten proberen Hem een plezier te doen.
Een oceaan van liefde en genegenheid
We moeten weten, dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods één is zonder tweede. Hij is dezelfde God voor de Christenen, voor de Moslims, voor de Hindu’s en voor ieder ander. Er bestaan geen verschillende Goden. Hij is dezelfde God, dezelfde Hoda, dezelfde Christus. Zoals er maar één zon en één maan zijn voor de hele wereld, zo zijn er geen verschillende Goden voor verschillende mensen. Hoe kun je God verdelen? Er kan maar één God zijn, anders zouden alle goden vechten over hun territoria en hun posities. Er is maar één God, maar Hij verschijnt in overeenstemming met het gezichtsveld van de toegewijde.
Het schijnt, dat er vijftien verschillende manen zijn. Gedurende vijftien dagen wordt de maan geleidelijk groter en wordt uiteindelijk een volle maan. Daarna neemt hij weer in omvang af en wordt een nieuwe maan op het eind van de maand. De ‘manen’ verschillen niet van elkaar; alleen de namen van de manen zijn verschillend: volle maan, nieuwe maan, eerste kwartier, laatste kwartier, enzovoort. Op dezelfde manier is er maar één God, maar Hij schijnt uit velen te bestaan, omdat de onwetende toegewijden Hem in hun verschillende talen schijnbaar hebben verdeeld.
Krsna is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Hij heeft vele manifestaties zoals Rama, Narasimha, Jagannatha, Baladeva en Narayana – Ze zijn allemaal dezelfde. Zelfs de persoon die je ‘God’ noemt is ook dezelfde, want Hij is ook één van de manifestaties van Krsna (de oorspronkelijke naam van God in de oude Vedische Geschriften), en dat zijn Allah en Jehovah ook. Dit zijn allemaal namen van Gods manifestaties. Sommige van deze manifestaties zijn completer en hebben een grotere macht dan andere. De volle maan, de nieuwe maan en de stadia er tussenin behoren allemaal tot dezelfde maan, maar wij nemen ze telkens anders waar in overeenstemming met onze gezichtshoek. In werkelijkheid is de maan altijd vol, maar we nemen hem wassend en afnemend waar in overeenstemming met het aantal graden van de hoek waaronder wij hem waarnemen.
Op dezelfde manier is Krsna één zonder tweede. Hij heeft ontelbaar veel manifestaties en die zijn allemaal Krsna. Wij zijn ook een deeltje van Krsna. We zijn Krsna niet, maar tegelijkertijd zijn we niet verschillend van Hem. Beide principes bestaan naast elkaar: verschilend en niet-verschillend. We kunnen de analogieën van de zon en zijn stralen gebruiken, of die van het vuur en zijn hitte, deze zijn ook verschillend en niet-verschillend. Deze waarheid van de Allerhoogste is verbijsterend en Caitanya Mahaprabhu heeft dit uitvoerig uitgelegd.
De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is één zonder tweede. Soms manifesteert Hij Zich persoonlijk in deze wereld en soms stuurt Hij Zijn metgezellen om zuivere kennis te geven. Alle zielen in deze wereld zijn Zijn eeuwige dienaren. Dit is het juiste begrip van het bestaan, of we dit nu aanvaarden of niet. Vanaf het begin van deze schepping zijn we Hem vergeten, dus daalt Hij soms af en voert heel zoet en krachtig spel en vermaak uit, zodat alle gebonden zielen zich tot Hem voelen aangetrokken en zich in Zijn dienst begeven.
Niemand koestert enige verwarring of twijfel omtrent het bestaan van de zon, dus waarom zou er enige twijfel bestaan omtrent het bestaan van de ontwikkelaar van honderden duizenden zonnen? Hij is in staat om miljoenen en miljoenen werelden in een oogwenk te maken, en Hij kan ze even snel vernietigen. Soms komt Hij hier alleen om ons in bescherming te nemen en ons in Zijn liefdedienst te nemen. Behalve Hem dienen is er geen manier in deze wereld of in andere werelden om gelukkig te worden. Er is maar één God en onwetendheid van onze relatie met Hem is de oorzaak van onze ellende.
We kunnen gelukkig zijn, als we ons bezig houden met Krsna’s dienstverlening. Wees niet bang, dat dienstverlening aan Hem hetzelfde is als werken voor iemand in deze wereld. Er is meer blijdschap in Zijn dienstverlening, dan in die van je vrouw, echtgenoot, kinderen, vader, enzovoort. Er bevindt zich heel, heel smaakvolle liefde en genegenheid in Zijn liefdedienst. Er is ongelooflijk veel liefde en genegenheid in Gods verblijfplaats, Krsna’s bovenzinnelijke woonplaats … bestaat uit oceanen van liefde en affectie. Op aarde vergroot de baas zijn vermogen en de dienaar levert in, maar bij Krsna is het heel anders.
Eerst moeten we weten, dat we Krsna’s eeuwige dienaren zijn, maar we zijn Hem vergeten en dat is de oorzaak van al ons lijden en al onze zorgen, geboorte en dood. We moeten een heel vast vertrouwen hebben, dat dit een feit is. Twijfel er niet aan, dat wij geestelijke zielen zijn, onderdeeltjes van de Godheid, dat wij Zijn eeuwige dienaren zijn en dat we eronder lijden, dat we Hem zijn vergeten.
We kunnen Zijn genade realiseren, als we Zijn naam chanten en Hij kan zelfs door ons worden gezien. In de antieke tijd van Satya-yuga (het tijdperk van goedheid, een tijd waarin de mensheid een vroom, vredig en zuiver leven leidde met een levensduur van enige duizenden jaren), konden grote heiligen Hem door middel van meditatie zien. In het huidige tijdperk echter, kan de meditatie op zo’n diep niveau niet worden volbracht, want onze geest is te instabiel. Er is maar één manier om op Hem te mediteren en dat is het proces van het chanten van Zijn heilige namen:
Hare Krsna Hare Krsna Krsna Krsna Hare Hare
Hare Rama Hare Rama Rama Rama Hare Hare
Tegelijkertijd zal chanten alleen niet voldoende zijn. Dat chanten moet in een oorspronkelijk, authentiek proces plaats vinden, dat gegeven moet worden door de Allerhoogste Zelf. Degenen die van die Allerhoogste Heer hebben gehoord verschijnen via de guru-parampara, de disciplinaire lijn van opvolging van zuiver spirituele leermeesters. Brahma, het eerstgeschapen levende wezen van dit universum, hoorde van God Zelf, Krsna, of Zijn expansie Narayana. Brahma vertelde het aan de grote heilige Narada en Narada vertelde het aan Vyasa, de literaire incarnatie van de Heer. Dus op deze manier daalt de bovenzinnelijke kennis van het proces en haar doel naar ons af. Een Guru, geestelijk leermeester, dient oorspronkelijk of authentiek te zijn, dient zelf-gerealiseerd te zijn en afkomstig te zijn uit deze lijn van opvolging – dan alleen kan een leerling vruchtbaar chanten.
Geef alleen je oren
De bonafide Guru vertelt ons, ‘Geef je oren aan mij. Ik hoef niet al je zintuigen te hebben; Ik wil er maar één’. Ieder zintuig heeft een speciale functie, maar alleen de oren kunnen geluidsvibratie en bovenzinnelijke woorden waarnemen. Vanwege deze specialiteit van het oor komt de Guru in de disciplinaire successie om ons via dat oor te helpen overgeven aan Krsna. Via deze geluidsvibratie kan de Guru Krsna, God Zelf, geven die in ieders hart verscholen zit. Hij kan dit gemakkelijk via het oor geven, maar niet via andere zintuigen.
Je moet weten, dat er twee soorten woorden bestaan, die in het Sanskriet ‘sabda-brahma’ en ‘sabda-samanya’ heten. Sabda-brahma betekent ‘transcendentaal (bovenzintuiglijk, bovenzinnelijk) geluid’, dat geluid dat zich voorbij deze materiële wereld bevindt; sabda-samanya betekent ‘gewoon, werelds geluid’. Materieel geluid is afkomstig van de vibratie van de materiële tong, maar sabda-brahma is afkomstig van Krsna Zelf. De grote Narada Muni gaf dat bovenzinnelijke geluid aan zijn discipelen Valmiki en anderen, en zij gaven het weer aan hun leerlingen.
Iemand die geen uitgebreide ervaring heeft met het beoefenen van toewijding en die niet volmaakt is kan Krsna’s heilige naam of de brahma-gayatri en andere transcendentale mantra’s aan anderen geven, maar de geluidsvibratie die hij geeft zal geen effect hebben. Ofschoon ze van nature krachtig en transcendentaal zijn, zullen ze geen effect hebben. In dat geval zullen de woorden van de mantra’s en Krsna’s heilige namen zich slechts als wereldse woorden manifesteren. Als een Guru dat bovenzinnelijke geluid niet voldoende gepraktiseerd of gerealiseerd heeft, zal het chanten geen vruchten opleveren in het hart van de persoon aan wie hij het geeft. Anderzijds waren grote transcendentalisten en zelf-gerealiseerde zielen uit het verleden, zoals Sri Svarupa Damodara, Sri Raya Ramananda, Srila Haridas Thakura en Sri Rupa Gosvami, en de andere Gosvami’s, volmaakt in het voortbrengen van dit geluid. We mogen sabda-brahma alleen aanvaarden van degenen van hun caliber.
Wie kan zuivere liefde en toewijding geven?
Er is een vers in onze Vedische geschriften dat de kwaliteiten uiteenzet van een persoon die werkelijk in staat is je te helpen,
anyabhilasita-sunyam jnana-karmady-anavrtam
anukulyena krsnanu-silanam bhaktir uttama
“Zuivere toegewijde dienst is het ontwikkelen van activiteiten die uitsluitend zijn bedoeld voor het plezier van Krsna, of met andere woorden, de ononderbroken vloed van liefdedienst aan Krsna welke wordt uitgevoerd door alle functies van lichaam, geest en spraak en het uitdrukken van verscheidene spirituele gevoelens (bhava’s). Deze pogingen worden niet bedekt door jnana (kennis die onpersoonlijke bevrijding tot doel heeft) en karma (baatzuchtige activiteiten en mystic yoga), en het is vrij van alle verlangens behalve de aspiratie om Krsna een plezier te doen.” (Sri Rupa Gosvami,
Bhakti-rasamrta-sindhu 1.1.11)
De betekenis van dit vers kun je met het volgende voorbeeld begrijpen. Er was eens een groot toegewijde van Koning Rama, een van Krsna’s machtige incarnaties. Die toegewijde heette Valmiki en hij bereikte na lange tijd volmaaktheid. Hoewel oorspronkelijk een brahmana, een lid van de priesterklasse, was hij daarvóór een zeer geweldadige struikrover in slecht gezelschap en hij vermoordde vele heiligen en heilige koningen. Valmiki wilde ook de heilige, Narada Muni, vermoorden, maar toen hij hem benaderde hief Narada zijn hand op en zei, ‘Stop.’ Valmiki was verrast en juist toen Narada ‘Stop’ zei werd hij gedwongen om te stoppen. Valmiki raakte daardoor ontvankelijk en Narada was in staat hem uit te leggen welke slechte reacties hem zouden treffen als gevolg van zijn schaamteloze overtredingen. Hij onthulde de gevolgen aan Valmiki, die zijn toevlucht bij hem zocht en hem vroeg hoe hij bevrijd kon worden. Narada vertelde hem, ‘Je moet hier gaan zitten en ‘Rama Rama Rama’ chanten. Doe alleen dat.’ Valmiki probeerde te gehoorzamen, maar wegens zijn recente slechte daden kon hij die goddelijke naam niet chanten. Narada vertelde hem toen, ‘Als je Rama niet kunt chanten, dan moet je ‘mara’ chanten. Mara en Rama zijn beide Sanskiet woorden en mara heeft dezelfde lettergrepen als Rama alleen achterstevoren uitgesproken. Rama betekent ‘God’ en mara betekent ‘dood’. Daarom kon ‘mara mara’ gemakkelijk door Valmiki worden gechant. Narada zei hem vervolgens, ‘Je moet ‘mara’ chanten’, en Valmiki begon te chanten, ‘Mara mara’. Geleidelijk aan werd ‘mara mara’ ‘Rama Rama’.
Valmiki ging door met chanten zolang hij zat te wachten op het weerzien van zijn Guru. Hij bleef duizenden jaren zitten zonder te eten of te ontlasten. Zijn soberheid steeg uit boven die van Dhruva Maharaja, een andere heilige uit de Oudheid, en hij werd zo goed als Sri Vyasadeva, de samensteller van de Vedische Geschriften. Naarmate duizenden jaren vervlogen veranderde Valmiki’s lichaam en het werd als aarde in die zin, dat zoveel insecten zijn vlees, bloed en andere lichaamsstoffen aten, terwijl ze een mierenheuvel om hem heen bouwden. De eerste Guru, Brahma, verscheen na enige tijd en sprenkelde water uit zijn gezegende waterpot onder het uitspreken van mantra’s en Valmiki’s lichaam veranderde in een prachtig jong persoon. Brahma vertelde Valmiki toen, ‘Nu ben je volmaakt.’
Wij kunnen zulke soberheid in deze wereld niet volbrengen. Het is al moeilijk om twee uur te gaan zitten om te chanten, noch kan men gemakkelijk van voedsel, water of slaap vasten slechts voor een dag; noch kan men volledig in een meditatie van 12 uur, 6 uur of zelfs maar één uur verdiept zijn. Maar Caitanya Mahaprabhu heeft ons gezegd, ‘Houd moed. Chant hoe dan ook en ga naar Gurudeva om initiatie te nemen. Neem het zaad van de volmaakte bovenzinnelijke naam van Krsna. Chant en je zal heel gemakkelijk gelukkig worden. Dit proces is de essentie van alle geschriften.’ Blijf altijd in het gezelschap van zuivere toegewijden van Krsna, het reservoir van waarheid en plezier. Als je alleen blijft, zal je zwak worden en illusie zal je overweldigen. Zelfs al is je Gurudeva heel ver weg, in India of hier of daar, denk niet dat hij niet in je hart zit. Evenals Krsna is hij overal aanwezig en je kunt hem roepen. Met dit vaste vertrouwen moet je in het juiste en bonafide proces chanten en heel spoedig zal je waar geluk ervaren.
Chant, ‘Hare Krsna Hare Krsna Krsna Krsna Hare Hare, Hare Rama Hare Rama Rama Rama Hare Hare’, en denk altijd, ‘Mijn geliefde Krsna is overal’. Als je je aan dit proces overgeeft kun je gelukkig worden en zonder dit lukt dat niet. Onze Rsi’s hebben deze methode ontwikkeld:
harer nama harer nama harer namaiva kevalam
kalau nasty eva nasty eva nasty eva gatir anyatha
“In dit tijdperk van ruzie en hypocrisie is de enige weg tot verlossing het chanten van de krachtige heilige namen van de Heer. Er is geen andere manier, geen andere manier, geen andere manier.”
(Dit zei Sri Caitanya Mahaprabhu tegen zijn volgelingen in Srila Kaviraja Gosvami’s Sri Caitanya-caritamrta, Adi 17.21)
________________
*) In het huidige tijdperk verspreidde Sri Caitanya Mahaprabhu liefde voor God door dit in de praktijk voor te leven. Hij is de groot-apostel van liefde voor God en de vader van het gezamenlijk chanten van de heilige naam van de Heer. Hij verscheen in Sridhama Mayapura, een deel van de stad Navadvipa in Bengalen in februari 1486. Duizenden jaren voordat Hij zou verschijnen hebben vele Vedische geschriften uit de Oudheid Zijn komst voorspeld.
Nederlandse vertaling: Indira dasi.