SLECHTS 24 MINUTEN RESTEREN
Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Australië
20 Januari, 2000
Ooit was er eens een oorlog tussen de halfgoden en de demonen. De halfgoden kwamen naar de aarde, naar India, waar destijds een machtige koning genaamd Khatvanga Maharaja heerste. Ze verzochten hem om hen te helpen – om hun generaal, hun commandant te worden. Hij zei tegen ze, “Ja, ik kom eraan.” En hij ging naar het slagveld.
Het was een erg grote oorlog en uiteindelijk versloeg de koning de demonen. Een deel van de demonen werd gedood en de anderen sloegen op de vlucht. Alle halfgoden verzochten de koning vervolgens, “Welke zegening u ook maar wilt, zullen we u schenken. We zullen u alles wat u maar wilt geven.” De Koning zei, “Nou, ik wil verlossing van deze wereld, en ik wil de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods dienen.” De halfgoden zeiden, “We zijn niet in staat om dat aan u te geven. U kunt om een andere zegening vragen.” De Koning zei toen, “Dan zouden jullie me moeten vertellen wanneer mijn dood zal komen.” Ze antwoordden, “Zeer spoedig; over 24 minuten.” Hij verzocht ze daarom, “Breng me onmiddellijk naar de aarde, naar India.” En zo geschiedde het.
Tegen de tijd dat de koning aankwam, was de helft van de tijd verstreken en waren er nog maar 12 minuten overgebleven. Hij ging in een lotuspositie zitten zoals een muni, en concentreerde zich op de lotusvoeten van Krsna. Zo was hij in een ogenblik verlost; en hij had een kans om de lotusvoeten van Krsna te dienen.
Zelfs een ogenblik kan ons dit alles geven; maar wat doen wij? We zijn niet bezig met zuivere bhakti. We hebben zoveel benodigdheden – wereldse benodigdheden. Teneinde onze levens in stand te houden zijn we druk bezig met zoveel aropa-siddha bhakti (het verrichten van die activiteiten die dan wel op toegewijde dienst lijken, maar dat eigenlijk niet zijn. Het woord ‘bhakti,’ of ‘toewijding,’ wordt in plaats daarvan over de activiteit heen gelegd). We zijn erg druk bezig om onze materiële problemen op te lossen. Echter, zoveel als we proberen deze problemen op te lossen, zoveel meer problemen komen er, als de golven van de oceaan – een voor een. We denken, “Oh, als ik deze oversteek zal alles in orde zijn.” Maar in plaats daarvan zien we, “Oh, nu zijn er meer problemen!” Dus probeer dit alles niet te doen. Wat zouden we moeten doen? We zouden moeten chanten en aan Krsna denken. Zo zullen automatisch alle golven van problemen opgelost worden, en de levensinstandhouding zal ook volbracht worden. Alles zal gedaan worden. We zouden alleen moeten proberen het probleem van hoe de dienst van Krsna te krijgen op te lossen, en vooral hoe Vraja-bhakti te verkrijgen. Als je een beetje geld wil, kun je het krijgen door minimale inspanning. Echter, als je het hoogste ding wil hebben, zul je zoveel inspanning moeten leveren. Het zal niet makkelijk bereikt worden. En wat is dat hoogste ding? Prema-bhakti. Je zult je kostbare tijd er aan moeten schenken – alles – voor dit. Je zult een straatbedelaar moeten worden, en dat kan geen kwaad.
[Srila Narayana Gosvami Maharaja gebaart naar de foto van Srila Prabhupada op de muur tegenover hem] Oh, zie Srila Swami Maharaja glimlachen. Kan het zijn dat deze foto van zijn laatste dagen is?
Toegewijde: Het is in Australië tijdens een ochtendwandeling in de botanische tuinen in Melbourne.
Srila Narayana Gosvami Maharaja: Welk jaar?
Toegewijde: Ik het me niet herinneren…begin jaren zeventig… 1974.
Srila Narayana Gosvami Maharaja: (In zijn naravat, mensachtige spel en vermaak) was hij ook zoals dit in het begin, in zijn vroege leven. Hij was zoveel problemen aan het oplossen, maar toen deed hij zo (Srila Maharaja heft zijn handen de lucht in zoals in volledige overgave). Stel je voor dat iemand gekomen is om je te doden. Als je dit en dat doet zal hij je proberen te doden. Maar als iemand gekomen is om je te doden en je steekt je handen omhoog, dan…
Sripad Madhava Maharaja: Witte vlag – overgave.
Srila Narayana Gosvami Maharaja: Srila Swami Maharaja ‘gaf zich over’ in Mathura (toen hij daar heen ging als een vanaprastha). Hij was een erg krachtige acarya. En zo’n krachtige acarya was iedereen aan het dienen –mijn Gurudeva en anderen.
Jullie zien mij. Ik heb helemaal geen probleem – zelfs geen ‘de dood’ probleem. Nooit heb ik een probleem, en ik denk dat ik geen probleem op te lossen zal hebben in de toekomst. Mijn enige zorg is voor jullie spirituele welzijn. Probeer dat te realiseren.
Na de grote veldslag van Kuruksetra, zoals verteld in de Mahabharata, was iedereen behalve Krsna en de Pandava’s gedood. En aan de andere kant waren Krpacarya, Ashwathama en Krtavarma overgebleven. Nagenoeg iedereen was gedood. Een blind persoon, die eigenlijk alle problemen had veroorzaakt, was ook daar om al deze dingen te realiseren. Wie was die blinde persoon? Maharaja Drtarastra. In die tijd was er een blinde persoon, en nu is iedereen blind. We hebben geen sterk geloof in Krsna en Krsna-bhakti, en dus zijn we allemaal blind.
Dus de oorlog was voorbij, iedereen was gedood, en de Pandava’s huilden zoveel. Ze weeklaagden, “We hebben iedereen gedood. Nu zijn er alleen nog maar weduwen in India.” Alleen weduwen bleven in leven en waren allemaal aan het huilen. Yudisthira Maharaja en alle Pandava’s dachten, “We zijn de hoofdoorzaak van al de vernietiging. Waarom hebben we dit gedaan? We zullen dit hele koninkrijk opgeven en bedelaars worden.” Maar Krsna zei tegen ze, “Jullie zouden voorbereid moeten zijn. We gaan Grootvader Bhisma bezoeken. Hij leeft nog.” Omdat hij zo machtig was, was Bhisma Pitamaha (grootvader) in staat om zijn dood zes maanden lang te stoppen. Hem was een zegen gegeven dat hij zijn lichaam uit eigen wil kon verlaten. Anders zou de dood hem te wachten staan; en nu was de dood zes maanden lang aan het wachten.
Krsna nam alle vijf Pandava’s en Draupadi mee, en ze gingen naar Bhisma Pitamaha – waar hij op het pijlenbed lag; en waar zijn hele lichaam was doorboord met pijlen. De vijf Pandava’s en Draupadi brachten hem pranama (eerbetuigingen) en gingen bij zijn voeten zitten. Toen Bhisma Pitamaha Krsna zag, offered hij pranama via zijn ogen, omdat zijn handen en al het andere doorboord waren door pijlen. Via zijn ogen bad hij tot Krsna om tegenover hem te zitten – heel dichtbij. Dus ging Krsna heel dichtbij zitten, en de Pandava’s zaten bij zijn voeten.
Krsna zei, “O Bhisma Pitamaha, u bent zo’n eersteklas toegewijde, en u kent alle Vaisnava-tattva. U zou daarom moeten proberen om hen te bedaren. Ze zijn erg ongerust, denkend dat ze zovelen gedood hebben – allemaal. “Toen begon Pitamaha iets te vertellen, Draupadi was aan het glimlachen. Op wat voor manier was ze aan het glimlachen? Ze verborg haar glimlach achter haar sluier. Ze was niet aan het lachen, “Ho ho, ho…”, maar ze was aan het glimlachen. Bhisma Pitamaha keek haar aan en vroeg, “Mij dierbare dochter Draupadi, waarom ben je aan het glimlachen? Ik wil het weten.” Draupadi antwoordde op een erg nederige manier, “O Bhisma, u staat op het punt om kennis te geven, maar waar was u toen Duryodhana me naakt probeerde te krijgen? U geeft zo’n eersteklas kennis, maar waar was u toen?” Bhisma zei erg nederig, “Mijn dierbare dochter, op dat moment was ik mijn maaltijden aan het nemen van Duryodhana, de demon. Het gemoed van een demon was daar – in die maaltijden. Op dat moment wist ik al deze dingen, maar ik was zwak. Op dat moment kon ik hem niet in tegenhouden. Ik kon hem niet bedwingen. Ik dacht dat Duryodhana ongelukkig zou worden, en dat is waarom ik het, uit zwakheid, niet kon doen. maar nu zijn er zes maanden verstreken. Al mijn bloed, wat geschapen werd door zijn maaltijden, is volledig verdwenen. Niet alleen bloed, de andere lichamelijke substanties – alles is verdwenen. En nu is mijn hart zuiver, vooral nu ik de darsana van Krsna heb gehad. Dat is waarom ik nu in staat ben om te spreken.”
Draupadi was tevredengesteld. Toen zei Bhisma Pitamaha, “O Maharaja Yudisthira, Bhima, Arjuna, en alle Pandava’s. luister aandachtig. Er was een weduwe, en ze had een zoon van slechts 12 jaar – erg mooi en gekwalificeerd. De oude dame aanbad en diende Beeldgedaantes van Narayana. Elke ochtend vergaarde ze bloemen, en verrichtte ze arcana. Op een dag was ze bezig met een andere taak, en ze zei tegen haar zoon, ‘O mijn dierbare zoon, ga wat bloemen plukken en keer daarna weer terug.’ Het was Brahma Muhurta (de tijdsperiode van de 90 minuten voorafgaand aan zonsopkomst). Het was het einde van de nacht, maar het was donker en een beetje bewolkt. De jongen ging het nabijgelegen bos in en begon bloemen te plukken van een struik –beli, chameli, en anderen. Terwijl hij de bloemen aan het plukken was, beet een zeer giftige slang – met een kap en lange tanden, hem, en de jongen viel onmiddellijk dood neer. Een jager was al die kant op gekomen, en hij zag dat de slang de jongen zonder reden had gebeten en gedood. De jager kende een mantra om de slang te bezweren en, nadat hij de slang in een kleipot had gestopt, nam hij het dode lichaam van de jongen op zijn schouders en ging naar de oude weduwe. Ze had op haar zoon staan wachten, en nu zag ze, ‘O mijn komt er aan.’ Ze realiseerde zich echter dat het niet haar zoon was, maar slechts zijn dode lichaam. ‘Oh, wat is er gebeurd?’ vroeg ze. Ze begon te huilen en sloeg op haar hart.
Ze riep uit, ‘O God, wat is er gebeurd? Hij was de enige stok van mijn blinde zelf.’ Zoals de blinde een stok gebruikt, zo was de zoon als een stok om haar te helpen op haar oude dag. ‘Wat is er gebeurd?’ Ze raakte buiten zinnen. Daarna, na een poosje, toen ze weer bij haar positieven kwam, vertelde die jager haar, ‘Moeder, ik kwam van die kant af. De jongen was bloemen aan het plukken. Hij deed niets verkeerds, maar deze zwarte slang kwam en beet hem. Nu zou u me moeten gebieden om hem onmiddellijk te doden en tot as te verbranden.’
“De jager zei dit herhaaldelijk – twee keer, drie keer, vier keer – maar de oude weduwe was slechts aan het treuren en huilen. Uiteindelijk zei ze tegen hem, ‘Oh jager, als je deze slang doodt en hem verbrandt, zal mijn zoon dan terug tot leven komen of niet?’ De jager begon te denken en hij antwoordde, ‘Oh, uw zoon kan niet terug tot leven komen.’ Ze zei, ‘Waarom wil je dan nutteloos de slang doden? Laat hem vrij.’ De jager antwoordde weer, ‘Oh, dat kan ik niet doen omdat deze slangen altijd erg gemeen en boos zijn. Zonder reden bijten ze anderen.’ Dieren zoals deze – slangen, schorpioenen, ratten – zullen al je kleding aan stukken snijden zonder enig doel. En dan nog iets; termieten zullen, zonder enige reden, zonder enig nut – van één termiet lakhs en lakhs aan termieten worden, en zullen je dak laten instorten. Dan, na een tijdje, zal je hele huis vernietigd zijn. Als je kleding of iets anders bewaart – ze houden heel erg van deze ‘zeer waardevolle dingen’ – in een ogenblik zullen ze het allemaal pakken.
“De jager vervolgde, ‘Dus, de slang dient gedood te worden. Anders zal hij de volgende dag iemand anders doden, iemand anders bijten, en dan nog een. Dus ik moet deze slang afmaken.’ Wederom verbood de weduwe de jager, ‘Oh, u zou hem niet moeten doden. Laat hem alstublieft vrij.’ Maar hij zei tegen haar, ‘Ik laat hem niet vrij, ik zal hem doden. Waarom beet hij uw zoon?’ ”
De jager stond op het punt om de slang te doden, toen de slang zei, “Waarom gaat u mij doden? Ik heb niets verkeerd gedaan. Waarom beet ik anderen niet? Waarom alleen dit kind? Kala kwam naar mij toe. Kent u Kala? De tijd kwam. De dood kwam en zei tegen mij, “je dient deze jongen te bijten.” Toen deed ik het.’
Toen antwoordde de jager, ‘Dit is geen logica. Als iemand in opdracht of inspiratie van een ander iemand bijt of dood, dan zijn beide partijen schuldig. Dus, je moet gestraft worden; en die Kala hoort ook gestraft te worden. Ik zal je doden. Dit is geen logica.’
“Onmiddellijk verscheen Kala in de vorm van een persoon, en zei tegen hem, ‘Oh jager, waarom ben je mij aan het beschuldigen?’ En hij zei tegen de slang, ‘Waarom ben je mij aan het beschuldigen? Ik ben niet de oorzaak; ik heb het niet gezegd. De reden is dit. In zijn vorige geboorte heeft deze jongen die slang gedood die toen de vorm van een menselijk wezen had; en toen zijn zijn activiteiten, in deze vorm, kala geworden. Vervolgens beet ik hem, via jou. De oorzaak ben ik niet; de oorzaak was zijn eigen activiteiten. In deze wereld is niemand vriend en niemand vijand.’ ”
Dus we dienen te trachten dit te onthouden. Als iemand je beledigt, als iemand je slaat of mishandelt, zie hem niet al seen vijand. Je activiteiten zijn je vijand. Dus hoe dienen je activiteiten te zijn van nu af aan en in de toekomst? Bekritiseer niet, bega geen overtreding, doe niets verkeerd. Anders zullen je activiteiten terugkeren en dit doen.
In deze wereld is daarom niemand vijand of wat dan ook. Sri Narada Goswami ging naar Kamsa Maharaja, en Kamsa dacht, “Hij is mijn guru.” Daarna ging Narada naar Vasudeva Maharaja en ook hij dacht, “Hij is mijn guru.” Narada Rsi ging ooit eens naar Kamsa en zei, “Oh, waarom ben je aan het wachten? Waarom dood je niet alle zonen van Vasudeva? Wat zul je doen wanneer ze allemaal samen komen? Dus je zou door moeten gaan. Ik ging naar Kailasa, en ik was aanwezig bij de bespreking van alle halfgoden toen ze een samenzwering bekokstoofden en plannen maakten hoe jou te doden. De halfgoden hebben nu geboorte genomen in de Yadu en Vrsni dynastieën en zij zullen je doden als je niet alert bent. Dus je zou waakzaam moeten zijn.”
Hierna ging hij naar Vasudeva Maharaja. Narada Rsi zei, “Oh, maak je geen zorgen. Je slechte tijden zijn voorbij. Nu, weldra, zal de achtste zoon van Devaki Kamsa doden. Dus wacht nog een poosje; wacht een poosje. Voel je niet zo zwak.” Narada Rsi weet alles.
Dus je zou altijd moeten proberen om bhajan te doen, en niet denken, “Hij beledigde mij. Hij is mijn vijand. Hij is mijn vriend.” Wees niet zoals dit. De enige vrienden zijn Krsna en Guru. Het is erg lasting, erg zeldzaam, om een echte toegewijde te vinden, die een echte vriend is, en die, zonder enig verlangen naar persoonlijk voordeel, goed al doen voor jou en altijd nadenkt over jouw welzijn. Je vrouw, je zonen en je vrienden zullen je altijd afbluffen, en zij zullen proberen om van hun eigen zinsbevrediging te genieten – niet voor jou, niet dat jij gelukkig zou moeten zijn. Probeer al deze dingen te weten.
Rijkdom kan je ook niet redden. Probeer deze dingen te realiseren. Wees gefocust op Krsna, en probeer dan erg gelukkig te zijn, zonder enig probleem. Het enige probleem is, “Oh, hoe kan ik Krsna bereiken. Oh, waar is Vrajendra-nandana? Waar is Vrajendra-nandana? Waar is Radhika?” Ben soms in Vrndavana, soms hier en daar – net zoals Srila Rupa Goswami en anderen. Zoals Srila Bhaktivedanta Swami Maharaja gezegd heeft, “Mijn kantoor is in Bombay, mijn sadhana-ksetra (plaats van sadhana-bhajana) is in Mayapura, en mijn verblijf is in Vrndavana.” In zijn laatste dagen was hij daarom daar in Vrndavana. Denk altijd aan Vrndavana, Vrndavana-candra en Vrndavana-candri.
Vertaling: Janaki Nath Das