“jāta-śraddho mat-kathāsu
nirviṇṇaḥ sarva-karmasu
veda duḥkhātmakān kāmān
parityāge ‘py anīśvaraḥ
tato bhajeta māḿ prītaḥ
śraddhālur dṛḍha-niścayaḥ
juṣamāṇaś ca tān kāmān
duḥkhodarkāḿś ca garhayan”
“Sraddha in de vertellingen van Mijn glories ontwikkelend, alle materiële activiteiten verafschuwend, wetende dat al het zintuiglijk genot naar ellende leid, maar toch niet in staat zijnde deze op te geven, zouden Mijn toegewijden tevreden moeten blijven en Mij met groot geloof en overtuiging moeten aanbidden. Ook al laten ze zich soms in met zintuiglijk genot weten Mijn toegewijden dat alle zinsbevrediging onaangename reacties teweegbrengt, en ze betuigen oprecht hun berouw voor al dergelijke activiteiten.”
(S.B.11.20.27-28)
We (de toegewijden, ed.) worden onverschillig naar alle andere bezigheden omdat we kunnen begrijpen dat elke activiteit een of andere onaangename reactie met zich mee draagt. Toch, ook al kunnen we bevatten dat ze allemaal pijn teweegbrengen, kunnen we ons niet onmiddelijk uit hun greep bevrijden. De schuld is allang opgelopen, en onze schuldeisers zullen ons niet toestaan te ontsnappen. We zitten middenin zoveel verworven bezit. Het is niet erg gemakkelijk om dit ineens achter te laten door ons eigen kleine willetje. Voorheen zijn we bewust enige verbintenissen aangegaan, en we kunnen hun verbinding niet abrupt afsnijden; ze zullen ons niet vrijlaten.
Door de beproevingen van deze rampspoed te verdragen, zullen we staan. We zullen het ondergaan en boven het rechtsgebied van deze wereldse krachten uitgroeien. Hoe meer druk er van buitenaf komt, hoe meer standvastigheid we zouden moeten voelen in de noodzaak van de hulp van de Heer. Op dat moment zullen we onze rug keren naar alle pijn van deze wereld, en houden we Hem voor ons uit. We beginnen vooruit te gaan. Wat er ook gebeurd, we kunnen niet klagen. Het ligt binnen het rechtsgebied van onze Meester of hij besluit om ons wel of niet deze beproevingen te laten ondergaan. Maar we zullen ons ideaal niet verlaten─ dat kunnen we niet. Wat er ook mag komen, laat het gebeuren, laat maar zitten.
Nederdalende Nederigheid
Toch moeten we het onszelf verwijten, “Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan? Het is nogal terecht dat ik op zo’n manier wordt gepijnigd en lastiggevallen. Het is niet fout. Echt, terechte handelingen zijn gekomen en op mij tot uitvoering gebracht. Waarom heb ik deze fout begaan? Ik heb me ingelaten met dit verkeerde verbond, heb me bij de stam van degunda’s, de criminelen, aangesloten met uitbuiting op het oog. De reactie die als gevolg daarvan nu op mijn pad komt is zeer verdiend en goed.”
We geven onszelf de schuld. We geven niet de schuld aan de omgeving voor het ons lastigvallen, maar we zien een concentratiekamp binnenin. We geven onszelf de schuld, onze vrije wil en het lot.
Dat wordt de aard van ons temperament op dat moment. We zouden er niet op uit moeten zijn om de fout op de schouders van een ander te plaatsen, maar juist om de hele last zelf op ons te nemen: “Ja, het is rechtvaardig dat de omgeving mij, de verrader, de ambitieuze, de onderdrukker van de omgeving, haar recht oplegt.”
Wanneer we ons in zo’n staat van bewustzijn bevinden wordt onze bhakti-yoga ofwel devotionele inschakeling meer en meer intens. De intensiteit van onze vooruitgang zal gaan accelereren!
“proktena bhakti-yogena
bhajato māsakṛn muneḥ
kāmā hṛdayyā naśyanti
sarve mayi hṛdi sthite”
“Wanneer intelligente personen zich onophoudelijk inzetten in het aanbidden van Mij, door middel van liefdevolle devotionele dienst, raken hun harten standvastig gesitueerd in Mij. Zodoende worden alle materiële verlangens binnenin het hart vernietigd.”
(S.B.11.20.29)
De Heer zegt, “Met een versnellende beweging groeit zijn intensiteit voor Mij. Dan, door Mijn verschijning, worden al zijn interne en externe afwijkingen geleidelijk aan vernietigd en verdampt. Wanneer hij, met zo’n toenadering Mijn domein bereikt, of beter, als Ik naar beneden kom om Mijn bestaan uit te breiden tot in zijn hart, dan verdwijnt ineens al het andere.”
– vertaald uit het boek, “Follow the Angels” van Srila Bhakti Rakshak Sridhar Goswami Maharaj
Vertaling: Sriman Janaki Nath Das