Na basisonderwijs te hebben genoten op de dorpsschool, bezocht hij Boksar High School, zo’n 7.5 kilometer verderop. Iedere dag liep hij naar en van school. Ondanks deze moeilijkheid was hij vanwege zijn buitengewone intelligentie altijd de beste of tweede van de klas. Hij had ook een speciale aantrekking tot atletiek. Hij was staatskampioen en ontving vele prijzen terwijl hij op de middelbare school zat.
Na het behalen van zijn diploma, besloot hij zijn studie niet voort te zetten. Vanwege zijn atletische vaardigheden verkreeg hij met gemak een goede positie bij de politie. Na drie of vier jaar overheidsdienst in de stad Sahibaganja in Bihar, ontmoette hij Mahamahopadesaka Sri Narottamananda Brahmacari Bhaktisastri Bhaktimalaji, een prediker van de Sri Gaudiya Samiti.
Sri Narottamananda, Pujyapada Bhaktikusala Narasimha Maharaja, Sri Jagannatha dasa Babaji Maharaja, Sri Radhanatha Dasadhikari en Sri Premaprayojana Brahmacari predikten destijds op grote schaal suddha-bhakti en harinama in Sahibaganja. Tivariji woonde hun bijeenkomsten dagelijks bij en luisterde vol geloof naar het Srimad-Bhagavatam.
Soms luisterde hij samen met Sri Narottamananda de hele nacht door naar hari- katha. Het luisteren naar krachtige hari-katha in het gezelschap van zuivere Vaisnava’s had grote invloed op Tivariji’s leven. Tengevolge van zijn aangeboren religieuze instelling, veranderde zijn leven volkomen. Toen de groep predikers wegging, begon hij één lakh (100.000) harinama maha-mantra’s per dag te chanten. In zijn hart ontwaakte langzaam een natuurlijke onthechting van de materiële wereld.
Tegen die tijd werd hij overgeplaatst naar een overheidspositie in Rajmahal aan de oever van de Ganga, niet ver van Ramakeli (de plaats die geheiligd is door de lotusvoeten van Sri Caitanya Mahaprabhu, Sri Rupa Gosvami en Sri Sanatana Gosvami). Ondertussen was hij volledig onthecht geraakt van de materiële wereld. Hij probeerde zich terug te trekken uit de politiedienst, maar zijn superieuren, die uitermate tevreden waren over zijn taakvervulling, weigerden zijn ontslagbrief te aanvaarden.
Terwijl deze gebeurtenissen zich voltrokken, had hij een geregelde briefwisseling met Paramaradhyatama Sri Srimad Bhakti Prajñana Kesava Gosvami Maharaja. Uiteindelijk wist hij, tegen het eind van 1946, met grote moeite zijn baan op te geven. Op dat moment verliet hij alleszijn ouders, broers, vrienden, vrouw, gezinsleden en al zijn bezittingenen gaf zich volledig, niskincana, over aan de lotusvoeten van Sri Gurudeva in Sri Navadvipa Dhama.