[Deze volgende lezing werd gesproken op 14 juni:]
“Gisteren legde ik uit dat Heer Sri Krsna Zijn familieleden wilde verwijderen voor Zijn vertrek uit deze wereld. Hij gaf daarom brahmana’s en rsi’s inspiratie om de jonge Yadava’s te vervloeken zodat ze erg spoedig ‘verslagen’ zouden worden. Toen ze allemaal gedood waren, ging Sri Baladeva Prabhu in samadhi. Hij verliet deze wereld en betrad het bovenzinnelijke Goloka Vrndavana.
Heer Krsna deed net alsof er niet gebeurd was; Hij ging naar de oever van de Sarasvati Rivier en zat in Zijn eentje aan de voet van een banyan (pippala) boom, diep nadenkend.
“Ondertussen kwam Uddhava daar huilend aan en zei tegen Krsna, ‘Ik weet dat U naar Uw eigen verblijf, Goloka Vrndavana, gaat. Neem me alstublieft met U mee. Ik kan hier niet blijven zonder U, dus neem me alstublieft mee.’
“Sri Krsna antwoordde, ‘Je zult nog een poosje in deze wereld moeten blijven, maar Ik zal je nu de essentie van alle Vedische literatuur vertellen. Ik zal je uitleggen hoe iemand zeer eenvoudig de Allerhoogste Heer kan bereiken. Hierna dien je naar Badrikasrama te gaan, waar Maitreya Rsi verblijft. Onderweg zul je Vidura ontmoeten, en je dient hem deze leer uit te leggen. Daarna dien je Maitreya te onderwijzen, waarna hij al deze leringen aan de wereld zal onthullen. Zelfs als je hier blijft, zul je niet gescheiden zijn van Mij, en in de toekomst zul je in Vrndavana zijn bij Kusuma-sarovara (Uddhava-Kunda), als een grassprietje.’
“Voorheen had Uddhava gebeden:
asam aho carana-renu-jusam aham syam
vrndavane kim api gulma-latausadhinam
ya dustyajam sva-janam arya-patham ca hitva
bhejur mukunda-padavim srutibhir vimrgyam
[“De gopi’s van Vrndavana hebben de associatie opgegeven van hun echtgenoten, zonen, en andere familieleden, die erg moeilijk op te geven zijn, en ze hebben het pad van kuisheid verloochend om beschutting te nemen van de lotusvoeten van Mukunda, Krsna, naar wie men dient te zoeken via Vedische kennis. Oh, laat me fortuinlijk genoeg zijn om een van de struiken, klimplanten of kruiden in Vrndavana te zijn, omdat de gopi’s ze vertrappen en ze zegenen met het stof van hun lotusvoeten. (Srimad-Bhagavatam 10.47.61)]
“Uddhava bad, ‘Ik wil in Vrndavana zijn als een grasspriet. Dan, wanneer de gopi’s samenkomen met Heer Krsna, zal hun lotusvoetenstof op mijn hoofd vallen en zal mijn leven succesvol zijn.’
“Heer Sri Krsna vervolgde, ‘Je dient daar te blijven. Na een poosje zullen Vajranatha en Pariksit Maharaja naar je toe komen, en op dat moment dien je hen alle leer te geven die Ik nu op het punt sta te geven.’ Op deze manier begon Krsna Uddhava instructies te geven.
“Wat ik tot nog toe heb verteld is een inleiding. Ik heb besproken onder wat voor omstandigheden Sri Krsna Zijn vele instructies aan Uddhava gaf. Nu zullen we de ontmoeting tussen Nemi Maharaja en de negen Yogendra’s bespreken.
“Terwijl Sri Krsna’s vader Vasudeva Maharaja in Dvaraka verbleef samen met Sri Krsna en de hele Yadu dynastie, bezocht Sri Narada Rsi soms zijn paleis daar. Tijdens die bezoekjes waste Vasudeva de lotusvoeten van Narada en verdeelde dat water dan onder zijn hele familie. Eens, nadat hij Sri Narada had aanbeden, vroeg hij, ‘In mijn vorige leven heb ik aanbidding verricht zodat de Allerhoogste Heer zou komen als Mijn zoon, maar ik heb niets gedaan om verlost te worden van deze wereld. Vertel me nu alstublieft het gemakkelijkste proces waardoor zelfs een onwetende man, die geen idee heeft wat Krsna-bewustzijn is, het kan volgen en krsna-prema kan bereiken.’
“Er is gezegd in Srimad-Bhagavatam:
sri-suka uvaca
govinda-bhuja-guptayam
dvaravatyam kurudvaha
avatsin narado ‘bhiksnam
krsnopasana-lalasah
[“Sri Sukadeva Gosvami zei: O beste der Kuru’s, enthousiast zijnde om zich bezig te houden met de aanbidding van Heer Krsna, bleef Narada Muni een tijdje in Dvaraka, dat altijd beschermd werd door de armen van Govinda. (Srimad-Bhagavatam 11.2.1)]
“Narada Rsi is een uiterst verheven, rasika toegewijde. In het begin van de schepping stuurde Prajapati Daksa zijn tienduizend zoons naar het woud. Hij deed dit zodat ze ascese zouden verrichten en zo later goed nageslacht zouden krijgen.
“Toen hij zag dat de jongens in aanmerking kwamen voor verlossing vanwege hun uitvoering van ascese, bezocht Narada Rsi hen in het woud en leerde hen Krsna-bewustzijn. Daksa had ze dus onbedoeld op pad gestuurd om opgeleid te worden in de school van Narada. Narada schoolde hen snel, en zo werden ze verzaakte sannyasi’s. ze gingen naar het woud en daar aanbaden ze Sri Krsna, om nooit meer terug te keren naar hun thuis. Treurend om het nieuws, verwekte Daksa nog eens tienduizend zonen, stuurde ze naar het woud, en hetzelfde gebeurde met hen.
“Narada benaderde toen de enorm treurende Prajapati Daksa, om hem aan te moedigen in de lijn van verzaking en verlossing. Daksa wist dat Narada zijn zonen had opgeleid, en dat ze nu eersteklas toegewijden waren geworden en nooit meer terug zouden keren naar deze wereld. Narada kent de aard van de wereld – ze is louter van vuur gemaakt. In deze wereld kan niemand tevredengesteld worden door wereldse verlangens en zintuiglijk genot.“Daksa zei boos tegen Sri Narada, ‘Ik vervloek je dat je niet in staat zult zijn ergens te blijven om iemand op te leiden. Je zult niet in staat zijn om ergens langer te blijven dan het duurt om een koe te melken.’
“Narada dacht, ‘Oh, heel goed. Nu kan ik anderen over de hele wereld onderwijzen. Aanvankelijk hield ik me alleen bezig met het onderwijzen van de zonen van Daksa, maar nu zal ik door heel de wereld reizen en Krsna-bhakti onderwijzen.’
“Daksa’s vloek kon Dvaraka niet binnengaan omdat het beschermd werd door Heer Sri Krsna. Toen Narada Rsi kwam om bij Krsna te zijn, bracht hij zoveel maanden met Hem door. Daarna zou Krsna hem weer op pad sturen, en zou hij weer terugkeren.
“Nu zei Vasudeva Maharaja tegen Narada, ‘Ik heb de Allerhoogste Heer aanbeden zodat Hij zou neerdalen als mijn zoon, maar ik heb niets voor mijn bevrijding gedaan. Onderwijs me alstublieft.’
“Toen hij dit horde werd Narada heel, heel blij. Hij zei, ‘U hebt me doen laten denken aan het zoete spel en vermaak en de transcendentale eigenschappen van Sri Krsna. Als iemand ze ook maar één keer hoort, zal die persoon verlost worden en krsna-prema verkrijgen.’
“Narada vervolgde, ‘In lang vervlogen tijden was er een koning genaamd Nemi Maharaja, en hij woonde in Janakpuri. Hij was erg geleerd en een zuivere toegewijde. De zonen van Rsabhadeva – de negen Yogendra’s – evenals rtvik’s en duizenden rsi’s en anderen kwamen naar zijn koninkrijk, omdat hij een vuuroffer aan het verrichten was onder leiding van verheven wijzen. Toen de negen Yogendra’s bij het offer aankwamen, stond iedereen op uit respect voor hen.
“’…vanaf het begin van hun leven waren de Negen Yogendra’s als de vier Kumara’s – Sanat, Sanatana, Sanaka and Sanandana. Ze waren paramahamsa’s. ze vereenzelvigden zich met geen enkele sociale klasse, en ze gingen overal naar toe waar ze maar zin in hadden – zelfs naar de hemel en Brahmaloka. Toen ze bij Nemi Maharaja’s vuuroffer aankwamen stond iedereen op, en Nemi Maharaja zei tegen iedereen die aanwezig was, ‘De opbrengst van ons offer is hier gekomen. Jullie mogen het offer stopzetten; het is niet nodig om nog meer offerandes te verrichten.’
“Nemi Maharaja vroeg toen aan de Negen Yogendra’s dezelfde vraag die door Maharaja Vasudeva aan Sri Narada werd gesteld:
sri-vasudeva uvaca
bhagavan bhavato yatra
svastaye sarva-dehinam
krpananam yatha pitror
uttama-sloka-vartmanam
[“Sri Vasudeva zei: Mijn heer, uw bezoek, zoals dat van een vader aan zijn kinderen, is ten behoeve van alle levende wezens. U helpt vooral de meest ellendigen onder hen, alsmede degenen die gevorderd zijn op het pad richting de Allerhoogste Heer, Uttamasloka. (Srimad-Bhagavatam 11.2.4)]
“’O Narada Rsi, uw gereis door deze wereld is ten dienste van de wereld. U bent zo genadig – nog meer dan een vader en moeder.’ Als u de halfgoden aanbidt en vergif van ze wilt, zullen ze u vergif geven. Zelfs Sankara gaf een zegen aan Bhasmasura: ‘Op wie je ook maar je handen zult plaatsen, die persoon zal gedood worden.’ Op deze manier zullen Varuna, Indra en alle andere halfgoden u elke zegening geven die u maar wilt. Ze zullen er geen rekening mee houden of die zegening vergif is of nectar.’
“Toen de offerande voorbij was, zei Nemi Maharaja:
sri-videha uvaca
manye bhagavatah saksat
parsadan vo madhu-dvisah
visnor bhutani lokanam
pavanaya caranti hi
[“Koning Videha zei: ‘Ik denk dat jullie directe metgezellen zijn van de Allerhoogste Godspersoon, die faam geniet als de vijand van de demon Madhu. De zuivere toegewijden van Heer Visnu dolen immers niet voor hun eigen, egoïstische belang rond in het universum, maar om alle geconditioneerde zielen te zuiveren.’ (Srimad-Bhagavatam 11.2.28)]
“’Ik denk dat u een metgezel bent van de vijand van de Madhu demon, Heer Sri Krsna, de Allerhoogste Heer. Zulke metgezellen reizen altijd de wereld rond door hun genade, om de wereld bhagavat-dharma te leren.’
“Een voorbeeld hiervan is de stervende Ajamila. De Visnuduta’s (boodschappers van Heer Visnu) kwamen naar hem toe op zijn sterfbed. Ze vertelden hem zoveel waarheden, en daarna werd hem een nieuw leven geschonken en ging hij naar Haridwar, waar hij de zuivere naam van Narayana begon te chanten. Zo verkreeg hij prema en ging naar Vaikuntha.
durlabho manuso deho
dehinam krsna-bhangurah
tatrapi durlabham manye
vaikuntha-priya-darsanam
“Voor de geconditioneerde zielen is het menselijke lichaam het moeilijkste om te bereiken, en het kan op elk moment verloren gaan. Maar ik denk dat zelfs degenen die het menselijke leven verkregen hebben slechts zelden de associatie verkrijgen van zuivere toegewijden, die de Heer van Vaikuntha dierbaar zijn.” (Srimad-Bhagavatam 11.2.29)]
“Toen hij de vraag van Nemi Maharaja hoorde, begon één van de Negen Yogendra’s, Kavi, zijn antwoord. Hij zei, ‘De Allerhoogste Heer Krsna heeft zoveel processen om Hem te bereiken. Het pad is eenvoudig. Zelfs als je op dat pad van spontane toewijding rent met je ogen dicht – als je iets veronachtzaamt, het kan geen kwaad. Door dat pad zul je krsna-prema verkrijgen.’
an asthaya naro rajan
na pramadyeta karhicit
dhavan nimilya va netre
na skhalen na pated iha
“O Koning, iemand die dit pad van toegewijde dienst aan de Allerhoogste Godspersoon accepteert, zal zich nooit vergalloperen op zijn pad in deze wereld. Zelfs terwijl hij met zijn ogen dicht rent, zal hij nooit struikelen of vallen.” (Srimad-Bhagavatam 11.2.35)]
kayena vaca manasendriyair va
buddhyatmana vanusrta-svabhavat
karoti yad yat sakalam parasmai
narayanayeti samarpayet tat
“In overeenstemming met de bepaalde aard die men zich heeft verworven in het geconditioneerde leven, dient men wat men ook maar doet met lichaam, woorden, geest, zintuigen, intelligentie of gezuiverd bewustzijn, aan de Allerhoogste te offeren, denkend, ‘Dit is voor het plezier van Heer Narayana.’ (Srimad-Bhagavatam 11.2.36)]
bhayam dvitiyabhinivesatah syad
isad apetasya viparyayo ‘smrtih
tan-mayayato budha abhajet ta
bhaktyaikayesam guru-devatatma
[“Angst onstaat wanneer een levend wezen zich valselijk identificeert met het materiële lichaam vanwege het opgaan in de externe, illusoire energie van de Heer. Wanneer het levende wezen zich zo afwendt van de Allerhoogste Heer, vergeet hij ook zijn eigen wezenlijke positie als een dienaar van de Heer. Deze verbijsterende, angstige toestand wordt veroorzaakt door het vermogen van illusie, dat maya wordt genoemd. Daarom zou een intelligent persoon zich ferm en onbevreesd bezig moeten houden met de onvermengde toegewijde dienst van de Heer, onder leiding van een bonafide geestelijk leraar, die hij dient te aanvaarden als zijn aanbiddenswaardige godheid en als zijn ware ziel en zijn leven. (Srimad-Bhagavatam 11.2.37)]
“Wees Guru niet ongehoorzaam, anders zul je ten val komen. Jullie dienen te weten dat Gurudeva onze meest dierbare vriend is. We dienen hem te gehoorzamen en te dienen, en door die dienst dienen we altijd het goddelijke koppel Sri Sri Radha en Krsna te dienen. Dit is de makkelijkste methode om Hen te bereiken.”