“Er is een verschil van hemel en aarde tussen het tijdperk waarin we vandaag leven en dat van vroegere tijden. Voorheen voelden mensen zich voor eeuwig verschuldigd aan degenen die hen slechts een klein beetje hielpen. Maar vandaag de dag, om maar te zwijgen van een vleugje dankbaarheid, voelen mensen geen schaamte in het ruziën met en vals beschuldigen van degenen die hen geholpen hebben. Hun enige motivatie voor zulke ruzies is om erkenning te ontvangen en hun zelfzuchtige verlangens te vervullen. Er was een tijd dat, om maar te zwijgen van degenen in posities van gezag, iedereen in de Maṭha er naar verlangde om het aantal sevaka’s (dienaren) van de maṭha’s te doen laten toenemen. Maar nu zien we dat veel van degenen die hoge posities bekleden geen bezwaar maken om toegewijden de maṭha uit te sturen.
“Dit doet me aan een oud verhaal denken,” vervolgde hij. “Eens legde een man een wat hij dacht dat een schildpadden-ei was in een vijver, omdat schildpadden het water helpen te beschermen door veel vervuilende entiteiten te eten. Maar toen het ei uitkwam, ontdekte hij dat het eigenlijk een krokodillen-ei was. Hij had nu een vijver met een krokodil die hem wilde opeten, dezelfde persoon die het ei in de vijver had gelegd.”
Bron: “My Beloved Masters” by Śrīla Bhakti Vijñāna Bhāratī Mahārāja
Vertaling: Janaki Nath Das