Een samenvatting van Sri Krsna Janmai en Janma-mahotsava van Gopal Champu door Srila Jiva Gosvami
In de luisterrijke Yadu-dynastie was er een koning die Sri Devaidha heette en die met zijn twee vrouwen in Mathura woonde. Een van de koninginnen was een ksatriya en zij had een zoon die Sura-sena heette. De andere was een vaisya, wiens zoon Parjanya heette. Te zijner tijd werd Surasena koning van Mathura en nam Parjanya het beheer over de koeien op zich en ging in Mahavana wonen. Dankzij zijn overvloedige vrome eigenschappen en uitgebreide kennis, werd Parjanya tot koning van de gopa’s benoemd. Parjanya had vijf zonen: Upananda, Abhinanda, Nanda, Sunanda en Nandan. Deze illustere zonen werden vergeleken met de vijf Pandava’s, en de middelste zonen van beide families, Arjuna en Nanda, hadden vergelijkbare eigenschappen.
Na verloop van tijd onthechtte Parjanya zich en benoemde zijn oudste zoon Upananda tot koning, zodat hij zichzelf volledig kon toeleggen op het dienen van Govinda. Omdat Upananda de verheven eigenschappen van Nanda onderkende, benoemde hij hem tot koning van de gopa’s en werd zelf zijn meest waardevolle minister.
Een van de gopa’s, Sumukha genaamd, had een buitengewone dochter, die heel bekend stond om haar goede eigenschappen. Iedereen wist dat wanneer iemand over dit meisje hoorde, haar zag, aan haar dacht of haar diensten bewees, zijn faam, geluk en reputatie zouden toenemen. Sumukha begreep hoe waardevol ze was en schonk haar vol vreugde aan Nanda. Ze heette Yasoda, wat betekent ‘iemand die roem brengt. Nanda aanvaardde haar als zijn vrouw en zijn naam en faam groeiden, tot deze zich over heel Vraja hadden verbreid.
De tijd verliep en iedereen in de koeherdersgemeenschap genoot rijkdom. Maar ze deelden één pijn: Nanda Maharaja had geen zoon. Dit was een grote bron van verdriet voor de gopa’s en gopi’s. Een ongewoon mooi kind verscheen vaak in de geest van Nanda en Yasoda, maar ze waren nog steeds niet gezegend met een zoon. En aangezien ze ouder werden, was het steeds twijfelachtiger dat ze er een zouden krijgen. Hopende het probleem zo te kunnen oplossen, legden enkele van de oudere gopi’s een gelofte af dat ze geen sieraden meer zouden dragen tot Yasoda een kind had gekregen. Upananda en Abhinanda overdachten hoe ze ieders verdriet konden verlichten en besloten een yajna te regelen waardoor Nanda en Yasoda een zoon vergund zou zijn. Nanda en Yasoda waren echter niet geïnteresseerd in een gewoon kind. Zij wilden enkel de zoon die in hun geest bleef verschijnen en die meer verheven eigenschappen had dan Narayana. Aangezien de rijkdom van dit kind die van de ontvangers van de offerandes overtrof, hadden ze er geen vertrouwen in dat welke yagna ook hun verlangen kon vervullen. Door hun gebrek aan interesse faalde de yajna.
Nanda en zijn vrouw besloten echter een dvadasi vrata uit te voeren om Narayana tevreden te stellen en zo een zoon als Hij te krijgen. Nadat ze deze gelofte een jaar hadden gehouden en dankzij hun intense liefde voor Hem, verscheen Narayana gelijktijdig in hun beider dromen en zei: “Waarom maken jullie je zo zorgen over het krijgen van een zoon? Dankzij jullie genegenheid voor Mij hebben jullie niets te vrezen, want Ik verschijn in ieder kalpa als jullie zoon. Drona en Dhara in de hemelse planeten zijn jullie expansies en jullie zijn hierheen gestuurd zodat Ik geboorte kan nemen. De zoon die jullie in je geest zien zal binnenkort voor jullie verschijnen:’ Toen verdween Hij. Nanda en Yasoda waren buitengewoon gelukkig met dit visioen en verkondigden het nieuws aan hun familie en vrienden.
Toen verscheen er een onbekende vrouw die zichzelf voorstelde als Paurnamasi. Iedereen behandelde haar met respect. Met behulp van astrologische berekeningen voorspelde ze dat Nanda een zoon zou krijgen die de hele wereld geluk zou brengen. Deze vrome dame beschreef de illustere eigenschappen van Krishna en hierdoor werden alle Vrajavasi’s overweldigd door vreugde. Ze bouwden een mooie hut met een rieten dak voor haar aan de oevers van de Yamuna, waar ze zou verblijven tot de verschijning van de Heer.
Vanwege Kamsa’s demonische bewind werd een van Vasudeva’s vrouwen, Rohini, ter bescherming naar Nanda gestuurd. Zij arriveerde ‘s avonds met paard en wagen op een tijdstip dat er veel gunstige voortekens waren en daarom was iedereen erg blij haar te zien. Vooral Yasoda was opgetogen en zorgde extra goed voor haar vanwege haar zwangerschap. Hun ontmoeting wordt vergeleken met het samenvloeien van de Ganges en de Yamuna.
Tijdens de aangename donkere weken in de maand Magh, zag Yasoda in een droom hetzelfde kind dat aldoor in haar geest was verschenen, maar dit keer was het bedekt door een heel mooi meisje. Hij kwam uit het hart van Nanda Maharaja en ging het hare binnen. Terwijl het wonderschone kind in haar hart achterbleef, zetelde het mooie meisje zich in haar baarmoeder. Nanda bevestigde de gebeurtenis en zo werd iedereen geïnformeerd. De gemeenschap was uitzinnig van vreugde. Vanaf die dag was Yasoda zwanger en haar gezicht, dat zo mooi is als de maan, werd nog mooier, terwijl haar borsten zwaarder werden en haar middel groeide. De gopi’s waren verrukt en vereerden haar baarmoeder met zegenrijke voorwerpen.
Toen de Allerhoogste Heer zich voorbereidde op Zijn komst, verschenen alle halfgoden in Yasoda’s kamer met geschenken om Hem te ontvangen. De natuurwetten lieten het afweten toen gunstige gebeurtenissen op het verkeerde tijdstip plaatsvonden. Hoewel het geen Satya Yuga was, waren de barmhartigheid en geestelijke rust aanwezig; hoewel het geen voorjaar was, waren er mogra bloemen in overvloed; hoewel het geen zomer was, tooiden rijpe mango’s de bomen; hoewel het geen herfst was, waren de lucht en het water helder; en hoewel het op dat moment niet dag was, stonden de lotusbloemen in volle bloei. Bloemen van alle seizoenen bloeiden tegelijker tijd. Alle gunstige momenten en voorwerpen manifesteerden zich tegelijkertijd ter voorbereiding op Krishna’s verschijning en de astrologische berekeningen werden tenietgedaan. Terwijl de atmosfeer was vervuld van het geluid van de Heilige Naam, verscheen de Heer als een wonderschoon kind vanuit het hart van Yasoda. Zijn gelaat leek op een blauwe lotusbloem en Zijn ogen op lelieblaadjes. Zijn lippen waren net rode bloemen en Zijn handen leken op nieuwe takken van de tamalboom. Op Zijn borst droeg Hij het schitterende Srivatsa-teken en Hij was getooid met gele stof.
Op dit punt legt Jiva Goswami uit dat een zoon in feite niet gecreëerd wordt door het mengen van sperma en ovum. Soms zien we dat ouders een kind ter wereld brengen dat misvormd of geestelijk gehandicapt is en er daarom niet voor willen zorgen, ook al is het hun nageslacht. Aan de andere kant zien we soms dat ouders enorm veel liefde, genegenheid en respect ontwikkelen voor een kind en het als hun eigen zoon beschouwen, ook al is hij niet uit hen geboren. Het zijn de liefde en genegenheid, die voortkomen uit het hart en die een kind tot een zoon maken. Daarom is het niet verbazingwekkend dat Krishna verscheen vanuit het hart van Yasoda en niet uit haar baarmoeder, aangezien ze een grote genegenheid voor Hem had. Ook de Vrajavasi’s koesterden een grote genegenheid voor de Allerhoogste heer; zij voelden allen dat Yasoda’s zoon hun eigen zoon was en werden overweldigd door dezelfde vreugde. Net zoals het licht van een kaars in een kristallen lamp zowel binnen als buiten de lamp bestaat, zo is Krishna gelijktijdig aanwezig in het hart van Yasoda en daarbuiten, in de verschillende harten van de koeherdersgemeenschap.
Na Krishna’s verschijning werd Yogamaya geboren uit Yasoda’s baarmoeder als Zijn jongere zuster, om Hem bij te staan bij het uitvoeren van Zijn lila. Tegelijkertijd verscheen Krishna in Zijn vierarmige gedaante aan Vasudeva en Devaki om hun verlangen te vervullen. Zij offerden vol ontzag en eerbied gebeden en verzochten de Heer vervolgens de gedaante van een gewoon kind aan te nemen. Ze dachten dat Kamsa zich daardoor niet bedreigd zou voelen en hij het kind dan misschien zou sparen. De Heer vertelde Vasudeva dat Hij, als Hij eenmaal de gedaante van een gewoon kind had aangenomen, naar Gokula gebracht moest worden en omgewisseld met Yasoda’s pasgeboren dochter.
Om aan het verzoek van Vasudeva en Devaki te voldoen, zorgde Yogamaya ervoor dat Yasoda diep sliep en droeg vervolgens Krishna van haar bed naar Kamsa’s kerker, net zoals de wind de geur van lotusbloemen met zich meedraagt. De vierarmige Visnu-gedaante werd één met Bala Krishna en Yogamaya keerde terug naar het bed van Yasoda. Vervolgens droeg Vasudeva Bala Krishna over de Yamuna naar Gokula, wisselde de baby’s om en keerde weer terug.
Toen Yasoda wakker werd en het prachtige blauwe lotusgezicht van Bala Krishna zag, was ze enorm verheugd. Melk begon uit haar borsten te vloeien, haar ogen stortten tranen, ze kreeg een brok in haar keel en werd zo slap dat ze niet in staat was haar bedienden te roepen. Enkele gopi’s kwamen om haar heen staan en begonnen de nectar van Krishna’s schoonheid in zich op te nemen door naar Hem te staren. De gopi’s waren zo verrukt door de schoonheid van het kind dat de eerste haar ogen met Hem wilde bedekken, de tweede Hem op haar hoofd wilde plaatsten, een ander Hem tegen haar borst wilde drukken en weer een ander Hem op haar hart wilde leggen. Hij scheen gemaakt te zijn van tamal-bladeren geparfumeerd met muskus. Hij veroverde ieders hart toen Hij Zijn kleine armpjes en voetjes bewoog, wat leek op de kleine, kalme golfjes van de Yamuna.
Ze vroegen een brahmani om Nanda Maharaja het nieuws van de geboorte van zijn zoon te brengen. Ze droeg fruit, meel, kum-kum poeder, kurkuma en andere zegenrijke voorwerpen met zich mee en was opgetogen dat ze de bezorger van zo een goed bericht was.
De brahmani arriveerde tijdens het melken van de koeien en stelde zichzelf aan Nanda voor, maar was te opgewonden om te spreken. Uit haar opgewekte houding leidden Nanda, Upananda en de gopa’s echter af dat het gunstige tijdstip was aangebroken. Toen ze eindelijk haar beheersing weer had hervonden en had aangekondigd dat Nanda net een zoon had gekregen, begonnen alle gopa’s te dansen en opgetogen kreten te slaken als pauwen die de nieuwe regen verwelkomen. Daarna betuigden ze de brahmani hun respect, terwijl zij Nanda de zegenrijke voorwerpen aanbood. Hij was zo opgetogen dat hij geen woord kon uitbrengen. Hij keek slechts naar Upananda, die onmiddellijk begreep wat hij in gedachten had en beval dat alle koeien die gemolken werden, evenals alle koeien die nog op het melken wachtten, aan de echtgenoot van de brahmani geschonken moesten worden. Hij voegde eraan toe dat welk verzoek haar echtgenoot verder nog mocht hebben, het vervuld zou worden. Vervolgens keerde Nanda Maharaja naar huis terug, nam een bad, trok nieuwe kleren aan en mediteerde op het doen van verschillende liefdadige schenkingen. Hij liet het huis zo mooi versieren dat het precies op de hemel leek, gedecoreerd door een heleboel sterren. Toen ging hij naar Yasoda’s slaapvertrekken. Rohini had enkele muzikanten geregeld die op drums en andere muziekinstrumenten speelden en zongen: “nanda he ananda bhayo jai kanhaiya lal ki” — Vandaag ervaart Nanda buitengewone vreugde, omdat Kanhaiya Lal is verschenen!’ Alle gopa’s en gopi’s vereerden Nanda en Yasoda. Iedereen had het gevoel dat hij de verschijning van zijn eigen zoon vierde en daarom was er zelfs geen zweempje afgunst aanwezig. Iedereen die hoort over het baden van Nanda Maharaja wordt gereinigd en vergaart onbeperkte vroomheid.
Op weg naar Yasoda vertoonde Nanda Mahararja een aantal extatische symptomen, waardoor hij af en toe niet meer in staat was te lopen. Het was alsof Heer Narayana hem, uit tevredenheid over zijn correcte verering van de Saligram Sila, persoonlijk bij de hand had genomen en hem had geholpen de toegangspoort te bereiken die Yasoda en Krishna bewaakte.
Het nieuws verspreidde zich naar alle gopa’s en gopi’s die onmiddellijk zorgden voor zegenrijke geschenken en zich naar Nanda Bhavan haastten, net als kleine beekjes die naar de Ganges stromen en zijn volume doen toenemen. Bij hun aankomst omringden ze Nanda en vereerden hem die als de maan was, omringd door een heleboel sterren.
Nanda stuurde iemand om de brahmana’s uit te nodigen te beginnen met het reciteren van vedische mantra’s. Vervolgens betoonde hij eer aan de vrouwen van zijn broers, die erom bekend stonden dat ze Yasoda zeer toegewijd waren. Op deze dag werd hun toewijding bevestigd toen ze een buitengewone lichtheid ervoeren, alsof de zoon die net was verschenen van hun was.
Toen Nanda de kraamkamer binnenkwam, plaagde Rohini hem door zijn zoon achter een gordijn te verstoppen en te weigeren hem te laten zien totdat Nanda had beloofd haar enkele sieraden te zullen schenken. Nanda stemde meteen toe… het gordijn werd weggetrokken… en Nanda aanschouwde voor het eerst de wonderbaarlijke schoonheid van zijn zoon. Zijn glans, de gunstige tekens op Zijn lichaam en Zijn ledematen, die net als cintamani waren. Toen hij deze onvergelijkbare schoonheid zag, was Nanda met stomheid geslagen en stond zich doodstil te verwonderen over dit kind. De tranen bleven uit zijn ogen stromen en doorweekten zijn hele lichaam. Nadat Nanda weer bij zinnen was, legde Upananda’s vrouw baby Krishna op zijn schoot. Toen Yasoda dit hoorde, begonnen de tranen uit haar ogen te stromen en ervoer ze een onbeheersbare vervoering.
De brahmana’s begonnen met de jata-karma ceremonie, die bestaat uit verscheidene samskara’s, en chantten de juiste mantra’s, terwijl ze verschillende lichaamsdelen van het kind aanraakten. Vervolgens voerde ze samskara’s uit voor Yasoda, waarmee ze haar borsten zuiverden. De verpleegster wiens plicht het was de navelstreng door te knippen, wachtte geduldig tot ze daar opdracht toe kreeg. Toen de brahamana’s met deze samskara begonnen, benaderde ze opgewonden het kind, maar na drie keer te hebben gezocht, bleek ze niet in staat de navelstreng te vinden. Vol verbazing verklaarde ze dat, hoewel er een lotusnavel was, er geen stengel was! Iedereen was verbijsterd toen ze dit hoorden. De verpleegster wees hun op de ontelbare gunstige tekens op het lichaam van het kind en verklaarde dat deze tekens niet genoemd worden in de Samudrika sastra’s omdat ze uniek of zeldzaam zijn.
Vervolgens liet Nanda Baba ontelbare bedienden schenkingen doen aan ontelbare mensen. Allereerst schonk hij 10.000 koeien, daarna één lakh, toen tien lakh, toen twintig lakh… maar nog steeds was zijn hart niet voldaan. Daarop maakte hij zeven bergen van sesamzaadjes, ieder van 320 kilo, en daarop plaatste hij waardevolle edelstenen en goud. Deze bergen schonk hij aan de brahmana’s die ze zwaarder vonden wegen dan echte bergen. De rijkdom van Nanda Maharaja, die in liefdadigheid aan de ontelbare brahmana’s schonk, was ongeëvenaard.
Hierna begonnen de muzikanten de atmosfeer te vullen met oorverdovende muziek, terwijl er opgewonden met vlaggen en vaandels werd gezwaaid. Vraja Bhumi zelf bracht bloemen voort en voelde zich overweldigd door extase, hoe zouden de Vrajava-si’s zich dan niet voelen. De stieren en koeien werden getooid met pauwenveren en waren uitzonderlijk gelukkig, dus we kunnen ons voorstellen hoe de gopa’s en gopi’s zich voelden. Het geluk dat Nanda en Yasoda ervoeren was onvoorstelbaar en onbeschrijflijk.
De oudere gopi’s, die hadden gezworen geen sieraden meer te dragen tot ze hoorden dat Yasoda een zoon had gekregen, waren overweldigd door extase. Ze versierden zichzelf in alle haast met uiterst fijn bewerkte sieraden en zongen en dansten terwijl ze zich aan Yasoda’s zijde schaarden. Hun lied beschreef het unieke festival in Nanda Maharaja’s huis: “Nadat ze het nieuws hadden ontvangen van de geboorte van de zoon van Vrajaraja en Vrajesvari, holden alle gopi’s naar Nanda Bhavan, met bloemenkransen in hun haar en om hun nek. In hun haast vielen er bloemen uit de kransen en bedekten de straten, wat er prachtig uitzag. Hun glanzende lichamen waren bedekt met schitterende sieraden en terwijl ze zich vanuit alle richtingen naar Nanda Bhavan haastten, wapperde de bovenkant van hun gewaden achter ze aan en dit geheel leek op een festival van bliksemschichten. Hun arm- en enkelbanden tinkelden, wat bijdroeg aan de luide muziek. Gedistingeerde personen zoals Nanda en Upananda lieten nu alle plechtstatigheid varen en dansten als waanzinnigen. En het gedrag van de meer lichtzinnigen…Och, hun gedrag was onbeschrijflijk!’
De gopi’s zegenden baby Krishna en terwijl ze de nektar van zijn lotusgezicht in zich opnamen, zongen ze: `De gopa’s gooien met melk en dahi en de gopi’s smeren iedereen in met olie en kurkuma. Nanda Baba, die hoog boven iedereen uit torent en omringd wordt door dansers, lijkt op de berg Mandaracala tijdens het karnen van de melkoceaan! Zoals het karnen van de melkoceaan een eindeloze reeks dingen voortbracht, zo brengt Nanda Baba een eindeloze hoeveelheid liefdadige schenkingen voort. De maan werd echter voortgebracht tijdens het karnen van de melkoceaan, terwijl in dit geval Krishna Chandra voor de karnende dansers verscheen. Zie hoe deze parallel hier eindigt!’
De gopi’s zongen verder: ‘De regen begon deel te nemen aan het festival, waste de wit-en-gele lichamen van de Vrajavasis en creëerde prachtige stroompjes. Krishna’s ooms van moeders kant renden als angstige dieven om aan de ooms van vaders kant te ontkomen, die als politieagenten probeerden hen te arresteren en in te smeren met dahi en kurkuma.
Wanneer iemand normaal gesproken om liefdadigheid vraagt, kan het zijn dat hij minder krijgt dan hij heeft gevraagd. Maar vandaag geeft Nanda zoveel weg dat de ontvangers onzeker zijn of ze het wel moeten aannemen. Nanda Baba geeft zonder gevraagd te worden en zonder te overwegen of iemand wel waardig is of niet! Hij vervult ieders verlangen, en zelfs zo goed, dat de kalpa vrksa bomen en de cintamani stenen zich verslagen voelen. Terwijl hij liefdadige schenkingen doet, mediteert hij op het plezieren van Narayana, zodat zijn zoon alle voorspoed ten deel zou vallen. Na de feestelijkheden vergezelde iedereen Nanda naar de Yamuna om een bad te nemen. De Vrajavasi’s bedekten hun lichamen met geurende olie, gingen het water in en begonnen vol vreugde te spelen. Vervolgens trokken ze schone kleren aan en versierden zichzelf met sandelhoutpasta. Vlakbij, aan de oever van de rivier, zat Paurnamasi, haar hart vol vreugde, heel rustig naar de festiviteiten te kijken die haar voorspelling deden uitkomen. Na hun bad gingen Nanda en de Vrajavasi’s haar toe om haar hun dandavats brengen en haar te verheerlijken.
Daarna keerden ze naar Nanda Bhavan terug, waar Rohini overdadige prasadam voor iedereen had geregeld. Rohini ervoer een genot dat het genot van alle anderen overtrof, ondanks het feit dat ze gescheiden leefde van haar echtgenoot en dus niet deel zou moeten nemen aan feesten. Alle etiquette werd echter vergeten vanwege de komst van Bala Krishna.
Vanaf de dag dat Heer Hari was verschenen, verliep het leven in Vraja voorspoedig. Waar Heer Hari verschijnt, is ook de godin van het geluk aanwezig. Ondanks de buitengewone vrijgevigheid van Nanda Baba, was er dus geen gebrek.
Zo eindigt de beschrijving van de waanzin van de Vrajavasi’s tijdens de Janma-mahotsava van Heer Krishna. Sri Krishna-Candra Bhagavan ki Jaya! Nanda Baba ki Jaya! Yasoda Mayi ki Jaya! Jaya Sri Radhe-Shyama!