Mathura, India: September 14, 2002
[In de vroege ochtend van 14 September, bij het aanvangen van de viering van Sri Radhastami, in de weelderig versierde Sri Kesavaji Gaudiya Matha in Mathura, verzocht Srila Narayana Maharaja de toegewijden om “Sri Krsna Virahe”, door Srila Bhaktivinoda Thakura, te zingen. Daarna legde hij enkele van de verzen als volgt uit:]
sri krsna-virahe, radhikara dasa, ami to’ sahite nari
yugala-milana, sukhera karana, jivana chadite pari
[“Ik ben absoluut niet in staat om Sri Radhika’s meelijwekkende toestand te verdragen wanneer Ze lijdt in afzondering van Sri Krsna, maar ik ben ten volste bereid om onmiddellijk mijn leven op te geven voor Hun vreugdevolle hereniging.” (Vers 1)]
Enkel onder leiding van Srila Bhaktivinoda Thakura is het mogelijk om dienst te leveren aan Srimati Radhika. In het gemoed van een dienstmeisje van Srimati Radhika, heeft Srila Bhaktivinoda Thakura geschreven dat hij Radhika’s toestand niet kan verdragen tijdens Haar afzondering van Krsna. En voor Hun ontmoeting samen, staat hij klaar om eenvoudig zijn leven op te geven.
radhika-carana, tyajiya amara, ksaneke pralaya hoya
radhikara tare, sata-bara mari, se duhkha amar soya
[“Als ik ooit Radhika’s lotusvoeten voor ook maar een ogenblik zou moeten opgeven, zou ik helemaal geruineerd zijn. In Haar belang zal ik graag honderden keren de pijn en kwelling van de dood verdragen.” (Vers 2)]
Srila Bhaktivinoda Thakura zegt: “Ik kan alles opgeven. Ik kan zelfs Krsna opgeven, maar de lotusvoeten van Radhika kan ik niet opgeven, nog niet voor een ogenblik. Voor de dienst van Radhika ben ik bereid om honderden en miIjoenen keren te sterven, maar voor nog geen seconde zou ik ooit Haar omgang op kunnen geven. Wanneer zal die dag komen dat ik wat dienst kan leveren aan Haar lotusvoeten? Hoe kan ik gehechtheid hebben voor deze Radhika, en hoe kan ik de perfecte dienst van Haar lotusvoeten verwerven?
e heno radhara, carana yugale, paricarya pabo kabe
haha braja-jana, more doya kori, kabe vraja-vane laibe
[“Wanneer zal ik in staat zijn om Radhika’s twee lotusvoeten te dienen? Ach, ik smeek jullie allen, O inwoners van Vraja, wees me nu alstublieft genadig. Wanneer zullen jullie me meenemen naar de bossen van Vraja?” (Vers 3)]
vilasa manjari, ananga manjari, sri rupa manjari ara
amake tuliya, loho nija pade, deho more siddhi sara
[“O Vilasa Manjari! O Ananga Manjari! O Rupa Manjari! Verhef me alstublieft en breng me dichterbij uw eigen lotusvoeten, waarmee u mij de ultieme perfectie verleent.” (Vers 4)]
Bitter huilend, bidt Srila Bhaktivinoda Thakura, “O Vrajavasi’s, wees me alstublieft genadig! Zet me in dienst van het Goddelijke Koppel. Plaats me vooral alstublieft in dienst van Radhika’s lotusvoeten. Wanneer zal die dag komen dat Sri Vilasa Manjari en anderen me naar Vraja zullen nemen? Ik verlang er naar om dienst te verlenen.”
[De toegewijden zongen toen Srila Gaura-Kisora dasa Babaji Maharaja’s “Uddesye Racita Gita Boliya Pracalita,” (Het Lied wat het Levensdoel van Srila Raghunatha dasa Gosvami Verheerlijkt)]
[Het volgende is het eerste Bengali vers en de Nederlandse vertalingen van alle versen:]
Kothaya go premamyi radhe radhe
Radhe, radhe go, jaya radhe, radhe
Waar is Zij die vol van prema is? Alle glories aan Sri Radha. (1)
O Radha! Geef me alsjeblieft Jouw darsana en redt mijn leven. Jouw waardeloze bedelaar roept om Je, “Radhe, Radhe!” (2)
O Radha, Je geniet van het vreugdevolle spel en vermaak in de bossen van Vrndavana, waarin Je de geest van Krsna betovert. (3)
O Radha, Je bent het kroonjuweel onder Je acht voornaamste sakhi’s. O Radha, dochter van Vrsabhanu Baba. (4)
Raghunatha dasa Gosvami riep altijd uit, “Radhe! Radhe!” (5)
…soms bij Kesi Ghata, soms bij Vamsi Vata. (6)
…soms in Nidhuvana, soms bij Seva Kunja. (7)
…soms bij Radha Kunda, soms bij Syama Kunda. (8)
…soms bij Kusuma Sarovara, soms bij Giriraja Govardhana. (9)
…soms bij Talavana, soms bij Tamalvana. (10)
Raghunatha dasa draagt eenvoudige kledij die vies oogt omdat hij altijd over de grond rolt terwijl hij uitroept, “Radhe! Radhe!” (11)
Terwijl hij “Radhe! Radhe!” roept, barsten zijn ogen uit in een stortvloed aan tranen. (12)
Hij zwerft over de paden van Vrndavana, roepende, “Radhe! Radhe!” (13)
Hij kent niets anders dan Radha-Govinda, gedurende dag en nacht (56 danda’s: 1 danda= 24 minutes). Radhe! Radhe! (14)
Hij neemt slechts 4 danda’s (1 hr. 36 min) rust. Op dat moment ontvangt hij darsana van Radha-Govinda in zijn dromen. Radhe! Radhe! (15)
Srila Narayana Gosvami Maharaja: Srila Krsnadasa Kaviraja Gosvami heeft dit gehoord van Srila Svarupa Damodara, Srila Raya Ramananda, Srila Rupa Gosvami, en vooral van Srila Raghunatha dasa Gosvami, en dus legt hij deze tattva voor. Srimati Radhika’s naam is Govinda-nandini (Zij die Sri Krsna blij maakt), en er bestaat niets hogers dan dit.
Srila Krsnadasa Kaviraja Gosvami heeft enkele van de namen van Radhika onthuld in zijn Caitanya-caritamrta, Adi-lila, Hoofdstuk 4. Een van haar namen is Govinda-nandini. Govinda is de bestuurder van alles. Hij is de uiterste limiet van de opvatting van de Allerhoogste Heer, Sri Krsna. Hij is vol van oneindige volheid en zoetheid. Wie kan Hem geluk schenken? Slechts een enkele persoonlijkheid kan dat doen—Krsna Zelf in de vorm van Srimati Radhika.
Ze is Govinda-mohini. Krsna trekt alle levende wezens aan, inclusief dieren, bomen en klimranken. Hij trekt vooral alle Vraja gopi’s aan, maar Radhika kan Hem aantrekken. Krsna verbijsterd iedereen in deze wereld door Zijn maya-sakti, en in de spirituele wereld verbijstert Hij alles en iedereen door Zijn prachtige gedaante, eigenschappen, en spel en vermaak. Hij kan iedereen in de war brengen; toch kan Srimati Radhika Hem in de war brengen.
Radhika is Govinda-sarvasya. Ze is alles voor Krsna. Ze is de alfa en omega van Krsna; voor Hem rest er niets.
Sri Radha is Sarva-kanta siramoni, het kroonjuweel van alle geliefden van Krsna. Alle gopi’s waren op zoek naar Krsna nadat Hij was verdwenen uit de Rasa dans. Toen Haar eigen svapaksa gopi’s (de gopi’s van Haar eigen groep) Haar voetafdrukken samen met die van Krsna zagen, werden ze heel blij—wetende dat ze van Haar waren. Echter, toen de andere groep gopi’s de voetafdrukken zagen, niet wetende tot wie ze behoorden, konden ze alleen begrijpen dat deze specifieke gopi Krsna meer dan elke andere had gediend—en dat Hij daarom de Rasa dans had verlaten met Haar alleen.
Sri Radha Zelf is Candravali en alle andere gopi’s geworden. Er is geen andere geliefde van Krsna—alleen Srimati Radhika. Zij Zelf is alle Laksmi’s (Godinnen van Geluk) geworden, en alle koninginnen van Dvaraka. Als men hier diep over nadenkt, zal men Haar verhevenheid kunnen begrijpen. Sita-devi en alle Laksmi’s zijn manifestaties van Radha, en Ze neemt deze gedaantes aan om Krsna’s verlangens te vervullen.
Ze is Krsna-mayi; Ze ziet Krsna overal—binnen en buiten Haarzelf. Waar Haar geest of zintuigen ook maar naar toe gaan, het is enkel voor- en over Krsna. Wanneer Ze een tamal boom ziet denkt Ze, “Oh, daar is Krsna.” Haar naam is Radhika omdat Ze alle verlangens van Krsna vervult en omdat Hij Haar Zelf aanbidt. Een voorbeeld van Zijn aanbidding van Haar is toen Hij Haar meenam naar een afgelegen plaats nadat ze de Rasa dans hadden verlaten, wanneer zelfs de vipaksa-gopi’s (rivaliserende groep) dit ook bevestigen. Radhika is Para-devata, net zoals Krsna is: Ze is het meest aanbiddenswaardig van allemaal. Bovendien wordt Ze aanbeden door Krsna Zelf. Is Ze daarom niet aanbiddenswaardig voor iedereen?
Ooit vroeg Radhika aan Vrnda-devi, “Waar kom je vandaan?” Vrnda-devi antwoordde, “Ik kom van Radha-kunda af. Daar zag ik Krsna.” Radharani vroeg, “Wat was Hij aan het doen?” Vrnda-devi antwoordde dat Hij aan het dansen was. Radha vroeg toen, “Oh, wie was dan Zijn dansleraar?” Vrnda-devi zei tegen Haar, Jouw weerspiegeling, Radhika, die Hij in iedere boom ziet.
Wat voor prema er ook maar bestaat in deze wereld is afkomstig van Radhika. Ze is de mother van iedereen omdat Ze iedereen voedt door ze prema te geven. Krsna is de voornaamste Deity van alle jiva’s, en Radhika is dit ook. Dit wordt bevestigd in de Brahma-samhita:
ananda-cinmaya-rasa-pratibhavitabhis
tabhir ya eva nija-rupataya kalabhih
goloka eva nivasaty akhilatma-bhuto
govindam adi-purusam tam aham bhajami
[“Ik aanbid Govinda, de oorspronkelijke Heer, die verblijft In Zijn eigen rijk, Goloka, samen met Radha, die op Zijn eigen sprituele gedaante lijkt en die het extatische vermogen (hladini) belichaamt. Haar metgezellen zijn Haar hartsvriendinnen, die verlengstukken van Haar lichamelijke gedaante belichamen, en die vervuld en doordrenkt zijn met immer gelukzalige spirituele rasa.”]
Sri Radhika is Sarva-Laksmi-mayi, wat inhoudt dat al de verschillende gopi’s uit Haar voortkomen, en Ze is daarom de overheersende deity van alle sakhi’s. Zoveel geliefden als er zijn, Zij is hun besturende deity.
Ze is Kanti, wat betekent dat tijdens Rasa-lila, alleen Zij alle verlangens van Sri Krsna kon vervullen. Er waren honderden miljoenen gopi’s aan het dansen, maar toen Radhika wegging, hield de Rasa dans op. Krsna verschijnt als Mahaprabhu om alle liefhebbende gemoeden van Radhika te proeven; dit kan Hij niet doen in Vraja-lila.
Waar denkt Krsna aan wanneer Hij in Mathura and Dvaraka is en afzondering van Radhika voelt? Hij bidt tot Haar, “O meest aanbiddenswaardige Radha! Mijn geest blijft altijd bij Jou. Ik verlang altijd naar het stof van Je lotusvoeten. Op een of andere manier, in een of andere gedaante, blijf Ik in Vrndavana. O Srimati Radhika, Ik ben rond aan het dolen in die bossen, spelend op Mijn fluit, enkel op zoek naar Jou. O Radhika, Ik ga naar de Yamuna, niet om een bad te nemen, maar slechts om Jou daar te ontmoeten. Anders is het niet nodig om daarheen te gaan. Ik zit enkel aan de oever van de Yamuna om Jou te ontmoeten en Je te dienen.
“Ik ben gestopt met het laten grazen van koeien, en Ik heb alle andere activiteiten stilgelegd. Toen Ik Je schoonheid zag werd Ik zo vurig; Mijn ogen gingen alle kanten op en Mijn geest was rusteloos. Ik wachtte onder een kadamba boom, denkende, ‘Wanneer zal Ze hier langskomen?’ Ik ben op Je eigenschappen aan het mediteren, en op Je schoonheid die als de gunstige svati-naksatra (sterrenbeeld) is. De veldleeuwerik (cakora vogel) zal geen ander water drinken dan het water dat uit de wolken valt ten tijde van het svati-sterrenbeeld. Evenzo ben ik als een cakora vogel, en Jouw schoonheid is als regen die valt tijdens dat sterrenbeeld. Ik wacht verlangend op Jou, om Je darsana te verkrijgen. Je schoonheid en eigenschappen stelen Mijn hart. Ik wil niet dat die eigenschappen Mijn hart stelen, maar Ik vergeet alles in Mijn afzondering van Jou.”
Toen ze dit hoorde, antwoordde Radhika, “O Prananatha, Heer van Mijn levensadem, Ik ben Je eeuwige dienaar en Jij bent alles voor Me, de enige liefde in Mijn leven. Ik geef Mezelf over aan Jouw lotusvoeten. Je kunt Me liefhebben of verwaarlozen, in Je leven of door Je geest. Je kunt Me verlaten en me zo lijden bezorgen. Wat Je ook maar wenst, Jouw geluk is Mijn geluk en Jouw leven is Mijn leven. Ik wil niets anders dan Jouw geluk in Mijn leven. Zoals Jij Mijn geluk en zorgen realiseert, kan Ik de Jouwe ook realiseren. Je voelt geluk bij het zien van Mij, maar door Jou te zien wordt Ik miljoenen malen meer gelukkig. Er is geen vergelijking mogelijk met Mijn geluk in deze werelden. Ik ben alleen gelukkig door Jouw blijdschap te aanschouwen. Ik ben altijd gelukzalig omdat Ik geen idee heb van het geluk van anderen; Ik verlang alleen Jouw geluk. Ik wil Jouw blijdschap van ‘s morgens tot ‘s nachts zien, en van de nacht tot de ochtend.
“Door Mij te aanschouwen wordt Jij gelukkig, en daarom versier Ik Mezelf op vele manieren met srngara (sieraden) en alankara (versieringen). Ik doe dit Alleen voor Jou; Ik doe dit omdat Je grote vreugde voelt door Mij te zien met al deze sieraden en versiersels. Ik leg Mezelf alleen toe aan Je lotusvoeten om Je genoegen te doen toenemen en Je verlangens te vervullen. Ik wordt zo blij als Je tegen Mij zegt, ‘Jij bent Mijn beminde, Mijn geliefde, Mijn alles.’ Niemand kan het geluk dat Ik ervaar begrijpen; er bestaat geen vergelijking voor in deze wereld.
“Wanneer Je tegen Me zegt, ‘O Swaminiji, O Pranesvari Radhike, O Mijn kanta,’ is Mijn hart in de wolken, omdat Je blij bent wanneer Je de woorden Radha-Pranesvari, etc. Proeft. Ik voel Me verlegen om dit te horen, maar toch ben Ik ook erg blij. Van buiten voel Ik Me verlegen, maar van binnen ben Ik uitermate gelukkig.”
Toen zei Krsna tegen Radhika, “Je bent het verblijf van weergaloze liefde. O Vrsabhanu-nandini, (dochter van Vrsabhanu Maharaja), Jij bent het verblijf van alle rasa’s, en wat ben Ik? Ik ga altijd van bos tot bos om koeien te grazen. Ik ben dwaas en ongodsdienstig. Behalve het hoeden van koeien, bezit Ik helemaal geen intelligentie. Ik ken de regels en bepalingen van liefde niet, en alleen Jij kan Me deze principes leren. Ik ren altijd achter de koeien aan en speel verstoppertje en ander spelletjes als een dorpsjongen, daar waar Jij de rivier van prema bent. Ik ben net als ontzettend heet zand in de zomer en Jij, aan de andere kant, bent de rivier van liefde. Hoe kan er enig vergelijk bestaan tussen Jouzelf en Mijzelf? Wanneer Je Mij de darsana van Jouw liefde geeft, wordt Ik onmiddellijk gelukkig—er bestaat geen vergelijk met Mijn geluk. Wanneer Jij Me Jouw genade verleent en in Mijn richting kijkt, wordt Ik verschuldigd aan Je.” Krsna heeft ook tijdens rasa-lila tegen de gopi’s gezegd: “Ik bezit geen kwalificatie. Ik ben slechts een bedelaar van Jullie liefde.”
na paraye ‘ham niravadya-samyujam
sva-sadhu-krtyam vibudhayusapi vah
ya mabhajan durjara-geha-srnkhalah
samvrscya tad vah pratiyatu sadhuna
[“Ik ben niet in staat om Mijn schuld in te lossen voor jullie vlekkeloze dienst, zelfs niet in een leven van Brahma. Jullie verbinding met Mij gaat smaad te boven. Jullie bezitten Mij, na alle huiselijke banden , welke erg moeilijk te verbreken zijn, te hebben verbroken. Laat daarom alsjeblieft jullie eigen glorieuze daden jullie vergoeding zijn.” (Srimad-Bhagavatam 10.32.22)]
Nu heeft Hij dit bevestigd, daar Hij tegen Sri Radha zei, “Ik sta zo bij Je in het krijt. Hoe kan Ik verlost raken van deze schuld? Wees Me alsjeblieft genadig; Jij bent het verblijf van genade. Alleen Jij kan Me liefde schenken en Mijn verlangens vervullen.”
Toen ze dit hoorde werd Srimati Radhika verlegen en antwoordde, “O Syamasundara, O Jij wiens ogen als lotusblaadjes zijn, O Jij die de zoon van de koning van Vraja bent. Jij steelt Mijn hart. Om Jou te ontmoeten zal Ik alle regels en bepalingen van de samenleving opgeven. Ik zal het huis van Mijn schoonouders verlaten, Ik zal alle achting voor verlegenheid opgeven, evenals het respect van anderen, religie, en irreligie. Ik wil naar Je toekomen en Je Als de Mijne houden. Ik wil Je houden, zelfs al is het maar voor een moment, maar ik ben slechts een dorpsmeisje. Ik bezit helemaal geen kwaliteiten en ben niet mooi. Jij, aan de andere kant, bent uitermate geschikt en mooi, en Je bent het sieraad van Je dynastie. Er zit geen rasa in Mij. Ik heb geen benul van rasa, daar waar Jij het verblijf van rasa bent. Je bent de oceaaan van genade, dus geef Me alsjeblieft Je genade. Dit is Mijn verlangen.”
Zonder de genade van Srila Rupa Gosvamipada en Srila Raghunatha dasa Gosvami, zou niemand in staat zijn geweest om over deze onderwerpen te schrijven. De opvatting dat Radhika het centrum is van alles, is uitsluitend voor degenen in onze Gaudiya Sampradaya. Wij hebben de specialiteit dat “Krsna afzondering voelt van Radhika.” Geen andere acarya’s kunnen over alle waarheden die zich hierin bevinden schrijven.
Srila Gaura-Kisora dasa Babaji Maharaja verheerlijkt Srila Raghunatha dasa Gosvami en bidt tot hem in deze kirtana genaamd “Uddesye Racita Gita Boliya Pracalita”. Hij zegt daar dat Raghunatha dasa Gosvami altijd ronddoolde, soms in Nidhuvana en soms in Vamsivata, en altijd, “Radhe! Radhe!” uitriep.
Gaura premanande!