Srila Gurudeva (Srila Bhakti Dayita Madhava Goswami Maharaja) ging eens naar Hauli, Assam, waar een enorme bijeenkomst plaatsvond. Volgelingen van alle religies waren welkom, en zo kwam het dat de ene helft van de deelnemers Moslims waren, en de andere helft Hindoes. Zoals gebruikelijk verzocht Guru Maharaja het publiek om hun vragen tot het einde van de lezing te bewaren. Echter, hier was wederom een maulvé aanwezig die de lezing onderbrak en hij vroeg, “Swamiji, heeft u atma en Paramatma, ziel en superziel, gezien? Kan iemand zeggen dat hij ze gezien heeft? Ik denk dat niemand ooit atma en Paramatma gezien heeft, en dat u de wereld misleid door over ze te spreken.”
Zowel de organisatoren van de bijeenkomst als de mensen in het publiek stoorden zich aan deze uitdager, maar Guru Maharaja beantwoordde zijn vraag met respect. Hij zei, “U bent duidelijk een geleerd persoon. Mag ik u een vraag stellen? Wat is de naam van het boek dat u vasthoudt?” De man gaf de naam van het boek. Guru Maharaja antwoordde, “Ik kan het niet zien. Ik kan de naam van het boek niet zien. U bent me aan het misleiden.” Anderen gingen naar de man toe, bekeken de kaft van het boek en bevestigden de eerdere bewering van de man. “Swamiji, deze man heeft u de juiste naam van dit boek gegeven.”
Guru Maharaja antwoordde, “Ik heb mijn ogen, en mijn gezichtsvermogen is goed. Toch zie ik niet wat jullie zeggen te zien. Jullie misleiden me gemeenschappelijk. Voor mij ziet er uit alsof er een kraai in inkt heeft gelopen en vervolgens over een papier heeft gelopen en die tekens achter heeft gelaten. Ik zie niets anders dan de pootafdrukken van een kraai.”
Toen hij dit hoorde werd de maulvi woedend, “Swamiji, bent u niet bekend met de taal Urdu?”
“Nee, dat ben ik niet.”
De maulvi zei, “Hoe kunt u dan verwachten het te begrijpen? U moet eerst het alfabet leren en dan zult u in staat zijn om het te lezen en te begrijpen. U moet de mogelijkheid verdienen!”
Toen antwoordde Guru Maharaja, “U heeft het antwoord op uw eigen vraag gegeven. Zelfs als iemand vele talen kent, dan nog zal hij geen Urdu kunnen begrijpen behalve als hij het geleerd heeft. Zelfs al heeft iemand een goed gezichtsvermogen, tenzij hij Urdu kent, zal hij niet in staat zijn om te herkennen wat voor geluiden haar schrift vertegenwoordigd, en evenmin wat de betekenis van die geluiden is. Hetzelfde geldt voor het begrijpen van atma en Paramatma. Ook al is iemand zeer geleerd en heeft hij grote ervaring in deze wereld, tenzij hij specifiek de kwalificaties om de Heer te ervaren heeft verdiend, zal hij niet in staat zijn om Hem te ervaren.
Er zij twee soorten zicht, een is gebaseerd op kennis (veda-drk), en de andere is gebaseerd op eenvoudige zintuiglijke mogelijkheden (mamsa-drk). Het fysieke oog kan alleen fysieke objecten waarnemen en niets anders. Dingen die voorbij de materie en de zintuigen liggen zijn zelfonthullend en kunnen alleen worden waargenomen door de zegeningen van de Heer. Waarheid wordt alleen onthuld in het hart van de overgegeven ziel.”
(Vertaald uit het boek ‘Pearls of Devotion’ door Sriman Janaki Nath Das)