Vandaag, zaterdag 31 maart 2018 is het de verschijningsdag van Shyamananda pandit. Wie was hij? Wie was zijn guru? Wat was zijn toegewijde dienst? Hoe kwam hij aan zijn naam? Welke speciale genade mocht hij ontvangen van Srimati Radharani’s gopi-vriendinnetjes? Lees verder en al deze vragen worden beantwoord!
Shyamananda’s geboorte en jeugd
Krishna Mandal en zijn vrouw, Durika Dasi, waren oorspronkelijk afkomstig uit Bengalen, maar ze woonden in Dandeshwar, een dorpje in Orissa. Zoals ieder echtpaar wilden ze graag kinderen, maar steeds als er een kindje geboren werd, stierf het jong. Toen één van hun nakomelingen het overleefde noemden ze hem Dukhi, oftewel ‘de Ongelukkige’, in de hoop dat Yamaraja, de halfgod van de dood, zich de vroegtijdige dood van zijn broertjes en zusjes zou herinneren, en hem daarom zou sparen.
Volgens de biografie Shyamananda Charit werd Dukhi ongeveer één jaar na het heengaan van Sri Chaitanya Mahaprabhu geboren. Zijn ouders waren gek op hem en vertelden hem altijd verhalen over het spel en vermaak van Heer Chaitanya en Heer Nityananda en Hun zuivere toegewijden. Dukhi was sterk aangetrokken tot het religieuze leven en tot het chanten van Heer Chaitanya’s heilige naam. Hij was begiftigd met een geweldig geheugen, wat ongewoon was voor een jongetje met zijn eenvoudige achtergrond. Hij bezocht de plaatselijke academie en bestudeerde onder andere de ingewikkelde grammatica van het Sanskriet. Hij was kalm en sober en zat het liefst met zijn neus in de boeken. Dukhi was een geboren filosoof.
De guru verschijnt
Nu ze tenslotte toch een zoon ter wereld hadden mogen brengen, konden Krishna Mandal en Durika hun geluk niet op. Ze behoorden tot de Sadgopa-kaste, een onderdivisie van de shudras (arbeiders), wiens taak het was om melk te distribueren. Beiden waren tevreden met deze eenvoudige, eerlijke bezigheid. Maar toen ze bemerkten hoezeer hun zoon aangetrokken was tot intellectuele en priesterlijke activiteiten, moedigden ze hem aan om een geestelijk leraar te zoeken die hem verder kon helpen op het pad van zijn keus. Ze besloten dat hij zelf mocht kiezen, maar waarschuwden hem alleen voor haastige besluiten en jeugdige overmoed. Alhoewel hij slechts een tiener was, wist Dukhi al precies wie zijn geestelijk leraar zou gaan worden: “Hrdoy Chaitanya is mijn guru! Hij leeft in Ambika Kalna in Bengal, en vereert daar met veel toewijding de murtis van zijn guru, Gauridasa Pandit.” In die tijd was Hrdoy Chaitanya een bekende naam. Maar wie was nu deze ‘oorspronkelijke’ Hrdoy Chaitanya precies?
Een flits van Sri-Sri Gaur-Nitai
Hrdoy Chaitanya heette oorspronkelijk eigenlijk Hrdayananda. Maar er was iets gebeurd waardoor zijn naam was veranderd, en hoe dat kwam is een werkelijk fantastisch verhaal! Hrdoyananda was een vurige bhakta van Sri Chaitanya Mahaprabhu. De murtis die hij zo trouw diende waren heel bijzonder. Heer Chaitanya en Heer Nityananda waren namelijk in eigen Persoon naar Ambika Kalna gekomen om te poseren voor de houtsnijders die de murtis hadden gekerfd uit zuiver neem-hout. Daarom vertonen deze murtis dan ook een bijzondere gelijkenis met de transcendentale Broeders. Tot op de dag van vandaag verblijven Zij in hetzelfde kleine tempeltje waar lang geleden ook Gauridasa Pandit en Hrdoy Chaitanya woonden. Als je er naartoe reist kun je ze ook bewonderen, maar slechts voor enkele seconden, dan gaat het gordijn weer dicht! Hoe komt dat?
Een wonder
Gauridas Pandit was een bevrijde ziel, die in Krishna’s spel en vermaak de rol van Subal, één van Krishna’s koeherdersvriendjes, vervult. Op een keer, terwijl hij de murtis in Ambika Kalna met een arati-ceremonie aan het vereren was, zag Gauridas met tevredenheid toe op de energieke kirtan die rondom hem gaande was. Het enthousiasme van de chantende en dansende bhaktas kende werkelijk geen grenzen. En dat was ook geen wonder, want Heer Chaitanya en Heer Nityananda Zelf waren die dag in de kirtan aanwezig! Toen de kirtan zijn hoogtepunt bereikte sprongen plotseling de Gaur-Nitai murtis, die niet verschillend van Hen waren, het altaar af, en begonnen ook mee te doen aan het ecstatische zingen en dansen. Nu waren er dus twee Gaur-Nitais in de kirtan, wat de feestvreugde alleen maar ver-hoogde, natuurlijk! Maar toen sprong Gauridas Pandit achter Hen aan en achtervolgde Hen met een stok. Ze werden zo bang van hem dat één paar Gaura-Nitais in het hart van Hrdayananda sprong, en het andere paar weer terugrende, het altaar op. Sinds die dag stond Hrdayananda bekend als Hrdoy Chaitanya, omdat Mahaprabhu zo wild zijn hart (hrdoy) in was gedanst. Tot op de dag van vandaag staan de priesters van de Gauridas Kalna tempel slechts extreem korte darshans toe, zodat je de murtis alleen in een flits kunt zien. Zijn ze bang dat Ze anders misschien weer van het altaar zullen springen?
Op reis
Dukhi had van dit wonder gehoord, en verbaasde zich over de zuiverheid van Hrdoy Chaitanya’s karakter en reputatie — hij was zo zuiver dat Mahaprabhu beschutting bij hem had gezocht door in zijn hart te springen! Zijn besluit stond vast: Hrdoy Chaitanya zou zijn guru worden. Met moeite verkreeg Dukhi, die niet veel meer dan een jongen was, de toestemming van zijn ouders om de niet ongevaarlijke reis naar Kalna te ondernemen. Bij de tempel aangekomen, begon hij Hrdoy Chaitanya en de andere vaisnava ‘s heel trouw en liefdevol te dienen. In ruil onderrichtte Hrdoy Chaitanya de jongen in alles wat hij van Gauridas had geleerd. Niet lang daarna initieerde hij hem, en gaf hem de naam `Krishnadasa’. Iedereen in Kalna raakte dol op Dukhi Krishnadasa, omdat hij de beste discipel was van Hrdoy Chaitanya.
In de leer bij Jiva Goswami
Nadat hij een poos onder zijn guru gestudeerd had, vroeg Dukhi Krishnadasa permissie om een pelgrimstocht te mogen maken naar alle heilige plaatsen waar Sri Chaitanya Mahaprabhu Zijn spel en vermaak had ontvouwd. Enkele jaren later keerde hij terug in Kalna waar zijn guru hem allerhartelijkst begroette. Na een poosje verzocht Hrdoy Chaitanya Dukhi Krishnadasa echter om naar Vrindavana te vertrekken en daar de vaisnava-literatuur verder onder leiding van Srila Jiva Goswami te bestuderen. Jiva Goswami was één van de grootste vaisnava-filosofen van die tijd en was buitengewoon geleerd. Hij had kort daarvoor een theologische school opgericht voor gevorderde studenten en Hrdoy Chaitanya achtte Dukhi Krishnadasa geschikt om Sri Jiva’s leerling te worden. Krishnadasa was hierdoor oprecht geroerd en vertrok zo snel als hij kon naar het heilige land van Vrindavana, met een introductiebrief van zijn guru in zijn binnenzak. Maar Dukhi Krishnadas had geen introductiebrief nodig. Toen Srila Jiva Goswami hem zag, huilde hij tranen van extase, omdat hij zich realiseerde wat voor een zuivere ziel daar voor hem stond. Na een poosje was Dukhi Krishnadas de beste maatjes geworden met nog twee andere opmerkelijke studenten, namelijk Narottama dasa en Srinivasa. Ze waren als broers voor elkaar en verzorgden elkaar in ieder opzicht.
Spontane toegewijde dienst
Zo werd Srila Jiva Goswami de shiksa-guru, oftewel instruerend leermeester van Dukhi Krishnadasa. Van tijd tot tijd zond hij berichten naar Hrdoy Chaitanya, Krishnadasa’s oorspronkelijke inwijdingsguru, om hem op de hoogte te houden van de vorderingen van zijn veelbelovende leerling. In respons verzocht Hrdoy Chaitanya of Jiva Goswami de vertrouwelijke geheimen van toegewijde dienst aan zijn discipel wilde onthullen. Zo begon Dukhi Krishnadasa dankzij de genade van Jiva Goswami met raganuga-bhajan, de spontane verering van Sri-Sri Radha en Krishna. Naarmate de dagen voorbij gingen raakte hij steeds meer geabsorbeerd in de meditatie op het spel en vermaak van Krishna, de Alaantrekkelijke Allerhoogste Heer. Van buitenaf gezien verrichtte hij zijn sadhana en zijn toegewijde dienst heel nauwkeurig. Hij veegde de gronden van de Kalpa-kunja kutir aan en haalde elke dag een kruik water voor zijn guru. In zijn hart diende hij Radha en Krishna onder de hoede van Rupa Manjari, één van Srimati Radharani’s jonge dienaresjes. Wanneer zijn meditatie de perfecte staat had bereikt zouden deze beide diensten samensmelten op het spirituele platform.
Krishnadasa krijgt speciale genade
Sri-Sri Radha en Krishna genieten eeuwig van Hun transcendentale spel en vermaak in Vrindavana, dat wil zeggen, ook vandaag de dag. De meesten onder ons bezitten alleen de ogen nog niet om dit te kunnen waarnemen. Maar dankzij de genade van zijn guru ‘s en het niveau van bhakti voor Krishna wat Dukhi Krishnadasa had bereikt, mocht hij Krishna’s wonderbaarlijk schone rasa-lila aanschouwen. Dit is de groepsdans die Krishna met Radharani en de gopis uitvoert.
Op een nacht was het dansen zo enthousiast en het ritme van de muzikale instrumenten zo opgevuurd, dat Krishna en de gopis zichzelf verloren in ongekende emotionele extase. De gopis bewogen hun lichamen volgens het kloppen van Krishna’s hart, in een cirkel rondom Radha en Krishna’s wervelende dans. Tegelijk speelden ze diverse muziekinstrumenten met een expertise die niet van deze wereld is, en sprongen ze in en uit de kring. Toen de rasa-dans op haar hoogtepunt was verloor Radha, zonder dat iemand het merkte, haar nupura (enkelbel-armband). Eigenlijk had Radharani het sieraad daar expres achtergelaten als blijk van speciale genade aan Dukhi Krishnadasa, die de volgende ochtend arriveerde om zoals gewoonlijk het terrein aan te vegen. Hoe verbaasd was hij niet, toen hij een schitterende gouden armband onder de boom vond! Meteen begreep hij dat het een juweel was uit een andere dimensie — uit de wereld van Radhika. De hele kunja gloeide van het bovenzinnelijke licht dat de armband uitstraalde en Krishnadasa bracht hem naar zijn voorhoofd uit respect. Vanaf dat moment begon zijn lichaam allerlei ecstatische symptomen te vertonen, zoals intens zweten en trillen. Hij begon te huilen en voelde zich overweldigd door een golf van bovenzinnelijk geluk. Hij klampte de armband tegen zijn hart en viel flauw. Toen hij enige tijd later weer bij bewustzijn kwam was hij niet meer dezelfde. Hij ervoer een enorme gescheidenheid van Sri-Sri Radha en Govinda en begon rond te rennen en Hun namen te roepen. Uiteindelijk kalmeerde hij zichzelf en uit angst dat iemand de armband van hem zou stelen of afpakken begroef hij deze op een geheime plek in de tuin.
Een list
Ondertussen kwam Radharani, weer terug in haar kamer, erachter dat Ze één van haar enkelbelletjes kwijt was geraakt. Ze stuurde Haar dierbare vriendin Lalita Devi erop uit om het te gaan zoeken in de kunja. Lalita vermomde zich als een oude vrouw en haastte zich op weg. Ze trof Krishnadasa aan in de tempeltuin en sprak tot hem: “Beste jongen, heb jij misschien de enkelbel van mijn schoondochter gezien? Ze is zo onvoorzichtig, ze verliest allerlei dingen. Heb jij hem wellicht gevonden? Als je hem aan me teruggeeft zal ik je belonen.” “Zeg me eerlijk”, antwoordde Krishnadasa, die het niet vertrouwde. “Wie bent u en waar woont u?”
Maar Lalita verraadde haar identiteit niet. “Ik ben Radha-dasi en ik maak deel uit van een brahmaanse Kanoj-fami-lie in Vrindavana.” Toen hij dit hoorde, bekende Krishnadasa: “Ik heb inderdaad een enkelbelarmband gevonden. Maar hij kan niet van u zijn. Hij moet wel van Srimati Radharani Zelf zijn, want toen ik hem naar mijn hoofd bracht werd ik overspoeld met goddelijke liefde. Ik wil hem wel teruggeven, maar alleen als u kunt bewijzen dat hij echt aan u toe behoort. Laten we naar uw huis gaan en als uw familieleden uw verhaal bevestigen, zal ik u zonder problemen de armband teruggeven.”
Lalita Devi werd zenuwachtig door dit vooruitzicht en gaf haar list toe: “Goed dan, je hebt gelijk. Ik probeerde je om de tuin te leiden. De armband is van Srimati Radharani. We zijn beiden tevreden over je, Krishnadasa. Vraag om elke zegening en je zult die ontvangen. Geef me dan de armband en ik zal hem terugbrengen aan zijn eigenares, Sri Radhe.” Krishnadasa wilde niets voor zichzelf hebben. Maar hij had een sterk verlangen om achter de identiteit van deze wonderlijke oude vrouw te komen. “O Thakurani, ik moet uw ware gedaante kennen. Slechts dan zal ik om mijn zegen vragen.”
Een stralende gopi
Lalita Devi nam de jonge bhakta eerst mee naar een afgelegen plek. Daar onthulde ze aan hem haar ware identiteit als Lalita-sundari en vertelde hem wat haar dienst aan Radhika was. Na enig verder aandringen van zijn kant wierp ze ook haar vermomming af en liet de fortuinlijke Krishnadasa zelfs haar transcendentale gopi-gedaante aanschouwen die schitterde en straalde met onvergelijkbare schoonheid. Toen Krishnadasa uit dankbaarheid en liefde voor God aan haar voeten viel, plaatste ze haar lotusvoet op zijn hoofd en vroeg hem welke zegen hij verlangde. Krishnadasa kon bijna niet praten, zo diep waren zijn spirituele emoties. Maar uiteindelijk bracht hij uit: “Ik wil niets anders dan Radha en Krishna dienen onder uw leiding.”
Lalita Devi lachte en beloofde hem dat dit in de nabije toekomst zeker zou gaan gebeuren. Tot dan toe moest Krishnadasa uiterlijk gewoon doorgaan met zijn dienst aan Srila Jiva Goswami en zich innerlijk voorbereiden om een vertrouwelinge van Srimati Radharani te worden. Als het moment gekomen was, zou hij zijn geperfectioneerde spirituele lichaam of siddha-deha ontvangen, waarmee hij Radha en Krishna eeuwig zou mogen dienen.
Een nieuwe tilaka en een nieuwe naam
Krishnadasa leidde Lalita naar de verborgen plaats waar hij de armband begraven had. De ijzeren schep waarmee hij hem begraven had was in goud veranderd. Nu gebruikte hij deze om de armband weer op te graven en daarna bracht hij deze naar zijn hoofd. Toen boog hij eerbiedig voor Lalita Devi en vervolgens legde hij de twinkelende armband voorzichtig in haar uitgestrekte hand. Tot zijn verbazing maakte ze er enkele mystieke tekens mee in de lucht en raakte er wederom zijn voorhoofd mee aan met de woorden: “Laat de aanraking van Radhika’s lotusvoeten op je hoofd gedrukt zijn.” Plotseling kwamen er twee verticale lijnen op Krishnadasa’s voorhoofd, en waar de armband hem had aangeraakt verscheen een stipje in het midden. “Vanaf dit moment”, sprak Lalita, “zul je bekend staan als Shyamananda, omdat je Shyama (een naam van Radharani) geluk (ananda) hebt gegeven.”
Gaura Premanande, Haribol!