Hieronder volgt een beschrijving van het leven van Sri Visnupriya Devi, die de eeuwige metgezellin is van Sri Caitanya Mahaprabhu, de gecombineerde vorm van Radha en Krishna.
Sinds haar vroege kinderjaren had Visnupriya Devi een diepgaande toewijding voor haar ouders en Heer Visnu. Ze nam drie keer per dag een bad in de Ganges. Saci Mata, de moeder van Heer Caitanya, zag haar daar en zegende haar als ze haar eerbetuigingen bracht. Saci was dus al bekend met Visnupriya’s goede eigenschappen en ze stemde er met blijdschap in toe om haar als de vrouw van haar zoon te accepteren.
Buddhimanta Khan was een rijke en wijze vriend van Nimai’s familie die aanbood om de volledige kosten van Zijn huwelijk op zich te nemen. Toen eenmaal was besloten dat Visnupriya en Visvambar zouden gaan trouwen, werd er een gunstige dag en tijd vastgesteld voor de ceremonie. Met veel pracht en praal werden aan de vooravond van het huwelijk de traditionele rituelen uitgevoerd. De Heer arriveerde tijdens de schemering in een draagstoel bij het huis van Sanatan Misra en Gaura en Visnupriya’s huwelijksceremonie werd zowel volgens de vedische teksten als de gangbare tradities verricht. Men zegt dat iedereen die de stralende verschijning van de Heer die dag zag, bevrijd was van zijn zonden en naar de spirituele wereld terugkeerde.
De volgende dag voegde Visnupriya zich bij haar nieuwe man in de draagstoel en keerde met Hem terug naar Zijn huis. Degenen die over het eeuwige spel en vermaak van het huwelijk van Laksmi en Narayana horen, verliezen hun verlangen voor een materiële relatie van genieter en genotene, omdat ze begrijpen dat alleen Narayana de hoogste genieter van het hele universum is. Voor zijn toegewijde dienst ontving Buddhimanta Khan Mahaprabhu’s omhelzing en genade. Visnupriya zat naast de Heer en het huis van Saci was gevuld met licht. Vrindavan das, de verteller van Heer Caitanya’s activiteiten van spel en vermaak, beschrijft hoe de vrome vrouwen die het pasgetrouwde koppel zagen, hen vergeleken met de verschillende hemelse koppels.
Visnupriya Devi na Nimai’s sannyasa-inwijding
Toen Mahaprabhu zijn huis verliet om naar Katwa te gaan en sannyas te nemen, was hij pas 24 jaar oud. Locan Das Thakur heeft Visnupriya’s diepe gevoelens van gescheidenheid in de dagen na Zijn vertrek beschreven in de Caitanya-mangala:
De aarde spleet open van het geluid van Visnupriya’s gehuil: de vogels en beesten, zelfs de bomen en stenen vergoten tranen toen ze het hoorden. Terwijl ze op de grond viel, huilde ze en riep ze uit: `Waarom komt er geen einde aan mijn zondige leven?’ In haar gescheidenheid, was haar adem als vuur dat haar lippen deed uitdrogen en haar lichaam trilde voortdurend. (2.14.15-16)
Elke dag kwam Srinivas, een vertrouweling van Heer Caitanya naar haar toe. Hij observeerde haar dagelijkse activiteiten, die niet te beschrijven zijn. Ze had slapen volledig opgegeven en als ze al ooit haar ogen dicht deed, dan was het als ze op de kale vloer lag. Haar lichaamsgloed, die voorheen gestraald had als goud, was nu dof geworden en ze was zo dun als de afnemende maan op de veertiende dag. Ze legde rijstkorrels opzij om het aantal heilige namen dat ze chantte te tellen en ze kookte alleen maar deze rijst en offerde het aan haar Heer. Van deze hoeveelheid at ze maar een klein gedeelte. Niemand begreep hoe ze in leven kon blijven. (Bumti-ratnannra 4.47-51)
Nityananda das, een discipel van Jahnava Devi, de vrouw van Heer Nityananda, heeft de standaard die Visnupriya Devi heeft gesteld voor bhajan beschreven in zijn Prema-vilasa:
Luister, broeders, naar de manier waarop lsvari Visnupriya de heilige namen van de Heer tot zich nam. Door hiernaar te luisteren, zul je smaak krijgen voor het spel en vermaak. Iedere dag zette ze twee kleien potten aan weerskanten van zichzelf neer. Eén gevuld met ongekookte rijst, de andere leeg. Elke keer dat ze een mantra bestaande uit zestien namen en tweeëndertig lettergrepen af had, deed ze blij een rijstkorrel in de lege pot. Op deze manier chantte ze tot drie uur ‘s middags, waarna ze de verzamelde rijst kookte. Dit was het enige voedsel dat ze klaarmaakte en ze doorweekte het met haar tranen voordat ze het offerde.
Het is onmogelijk om een schatting te maken van hoeveel namen Mahaprabhu zelf elke dag en nacht chantte. Op dezelfde manier chantte Zijn geliefde vrouw Visnupriya dag en nacht onophoudelijk. Zulke toewijding aan de Heilige Naam was niet onmogelijk voor haar, daar de Heer Zijn kracht in haar had laten ontkiemen.
Men zegt dat Visnupriya de eerste was die begon met de verering van een beeldgedaante van Gauranga. Krishna expandeerde in deze vorm van de Mahaprabhu-beeldgedaante om aan de zijde van Zijn geliefde vrouw te verblijven. Op deze manier was zij, de incarnatie van de godin van het geluk, in staat om Hem voortdurend te dienen.
De toegewijden van Mahaprabhu zeggen wel eens dat Ramacandra, die de gelofte van monogamie had afgelegd, liever dan dat Hij een tweede keer trouwde, een offer bracht aan een gouden Sita, die gemaakt was tijdens zijn verbanning in het bos. Visnupriya betaalde op deze manier haar schulden terug aan haar Heer in dit spel en vermaak door een vorm van Mahaprabhu te laten creëren waaraan ze het offer van het chanten de Heilige Naam kon brengen.