Er leefde eens een pluvieren-paartje aan de kust van de machtige oceaan. Walvissen, dolfijnen, schildpadden en allerlei soorten vis zwommen in die wateren, en langs de kust was een verscheidenheid aan krabben en watervogels.
De vrouwtjespluvier legde haar eitjes in haar nest bij de kust en wachtte vol blijde verwachting tot haar kuikentjes uitkwamen.
Niet lang daarna werd het hoog tij, en rees het water hoger dan normaal. De waterachtige handen van de oceaan sleurden de eitjes van de arme vogel weg. Hoewel de pluvier vol wanhoop schreeuwde, had de oceaan geen aandacht voor haar meelijwekkende geroep.
Niet in staat om het verlies te dragen en vastbesloten om de eitjes terug te krijgen, besloot de diepbedroefde pluvier om de oceaan te ledigen. Ze pikte druppeltjes water op met haar snaveltje terwijl ze met haar vleugels tegen de golven sloeg, alsof ze de wateren wilde opdrogen.
De vissen waren geamuseerd. “Waar maakt ze zich zo druk over?” lachte een zeeforel. “Wij leggen zonder enig probleem onze eitjes in het water.”
De kustvogels vonden het niet zo grappig. Zij hadden meelij met hun vogelzuster. Eén meeuw zei: “Die oceaan is zo harteloos. Hij zou een lesje moeten krijgen.”
“Maar wat kunnen we doen?” vroeg een ander.
De grote albatros sprak. Hij was niet alleen de oudste van de vogels, maar ook nog de wijste omdat hij overal heengevlogen was en veel gezien had.
“Deze oceaan is niet zo geweldig. Garuda is veel machtiger. Hij is de koning van alle vogels en de drager van Heer Vishnu. Hij is de beschermer van de zwakken. Laten we hem om hulp vragen.”
En dus kwamen alle vogels bijeen en maakten een verschrikkelijk lawaai. Zodra Garuda, de gigantische adelaar, deze kreten hoorde, vloog hij naar beneden vanuit de hemel, zijn enorme vleugels ruisend met het geluid van de Vedische lofzangen. De borsten van de vogels zwollen van vreugde toen hun vermaarde bloedverwant op het strand landde. Zijn stralende lichaam gloeide van spirituele energie. Zijn scherpe snavel en klauwen gaven de vogels vertrouwen, maar vervulden de harten van slangen en afgunstige mensen met angst.
De Koning der Vogels was getuige van de vastberadenheid van de pluvier om de oceaan leeg te maken. Vervuld van mededogen voor zijn kleine zuster steeg hij hoog op in de lucht, donkere schaduwen werpend over de golven. “Oh vrekkige oceaan,” baste hij, “ik eis dat je de eieren van de pluvier teruggeeft, anders neem ik haar taak over.”
Bij het horen van deze woorden beefden de oceaan en zijn bewoners van angst. Zij wisten dat als hij dat wilde Garuda hen allemaal in één keer zou kunnen opslokken. Dus om hem tot bedaren te brengen droeg de oceaan de eitjes van de pluvier op zijn golven en gaf ze terug aan hun rechtmatige eigenaar. De dolblije pluvier nam haar eitjes en verplaatste het nest naar een veiliger plaats aan de kust. Alle andere vogels hielpen haar onder luide toejuichingen en lieflijk gezang.
Later, toen ze allemaal klaar waren en de maan hoog in de hemel stond, riep de wijze albatros iedereen bijelkaar. “Onze zuster de pluvier kwam rampspoed te boven dankzij haar onwankelbare vastberadenheid. Laat dat een les voor ons allen zijn.”