Een oude brahmaanse priester woonde in een heilige plaats, een ashram, met zijn zeven discipelen. Ze vereerden daar een paar erg oude en beroemde Deity’s van Radha en Krishna. Vele mensen kwamen om deze Deity’s te bekijken en donaties te schenken voor Hun eredienst.De guru verzwakte echter door de ouderdom. Hij wist dat het spoedig tijd zou zijn om zijn lichaam te verlaten, maar had niet het vertrouwen om de hele bediening van deze Deity’s aan zijn discipelen over te dragen.
Op een dag schonk een pelgrim een grote robijn aan de Deity’s.’Ik vind dat hij voor het geld verkocht moet worden,’ verklaarde één discipel. ‘Nee, nee!’ riep een ander. ‘Radha moet hem dragen.’ Weer een ander gaf zijn mening: ‘Het zou veel beter zijn wanneer we hem in vele kleine robijntjes zouden snijden. Dan konden we een prachtig halssnoer voor Haar maken.’
De onenigheid onder de discipelen duurde zo lang dat de brahmaan het gevoel had dat de Deity’s Hun robijn nooit zouden krijgen. Maar hij mengde zich niet in de strijd. Hij wilde dat zijn leerlingen zouden leren om de ashram zelf te besturen. Na een poosje zei hij: ‘Zo is het genoeg. Gaan jullie nu allemaal afzonderlijk het bos in. Breng dan één stok mee, niet meer dan anderhalve duim dik.’
De zeven discipelen staakten hun geruzie en gingen op pad om hun guru’s opdracht uit te voeren. Toen ze terugkeerden, nam de oude brahmaan hun stokken in ontvangst. Hij bond ze allemaal stevig samen met een flink stuk touw. Daarna vroeg hij: ‘Wie van jullie kan deze bundel doormidden breken’? De zeven jonge mannen probeerden het het elk om de beurt, maar zelfs de sterkste faalde. ‘Het is niet mogelijk,’ riepen ze. ‘Kijk goed,’ zei hun guru, terwijl hij het touw met een mes doorsneed. Hij pakte iedere stok apart beet en brak hem met gemak in tweeën. ‘Ik ben op hoge leeftijd gekomen. Spoedig zal ik sterven. Jullie zijn als een bundel stokken. Als jullie proberen elkaar te helpen en met elkaar samenwerken, zullen jullie sterk zijn en me behulpzaam zijn. Maar wanneer jullie verdeeld zijn en met elkaar bekvechten, zullen jullie zwak zijn zoals deze losse stokken. En wie zal er dan voor onze Deity’s van Radha en Krishna zorgen’?
Hun dwaasheid realiserend, kwamen de discipelen overeen om de robijn in een gouden ring te laten zetten. Die ring, besloten ze, zou zijn om één van Krishna’s vingers te tooien. Tevreden over hun beslissing voelde hun guru zich eindelijk klaar om hen te verlaten. Niet lang daarna verliet hij vredig zijn lichaam en keerde terug naar de geestelijke wereld. Later, toen de mensen kwamen om de beroemde Deity’s van de oude brahmaan te bekijken, vroegen ze vaak: ‘Hoe is Krishna aan zo’n prachtige ring gekomen’? Dan antwoordden de discipelen steevast: ‘Door de kracht van een bundel stokken.’